ECLI:NL:HR:2002:AE0072
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor ontucht met minderjarig stiefkind
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het meermalen plegen van ontucht met zijn minderjarig stiefkind. De verdachte, geboren in Dahomey (thans Benin) in 1967, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J. Kuijper. De Advocaat-Generaal, Jörg, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de argumenten die door de verdediging zijn aangevoerd, met name de klacht dat het Hof ten onrechte getuigen niet heeft laten antwoorden op vragen van de verdediging. De Hoge Raad overweegt dat de rechter in hoger beroep op basis van artikel 293 van het Wetboek van Strafvordering ambtshalve kan besluiten om vragen niet te laten beantwoorden als deze niet relevant zijn voor de zaak. De Hoge Raad concludeert dat het Hof niet onjuist heeft geoordeeld en dat de beslissing om de getuige geen verdere vragen te laten beantwoorden niet onbegrijpelijk is. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep, omdat er geen gronden zijn voor cassatie. De uitspraak van het Hof blijft daarmee in stand, en de verdachte blijft veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.