ECLI:NL:HR:2002:AE0039
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor het overtreden van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte, geboren in 1943, had beroep ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Hof, dat op 6 maart 2001 had plaatsgevonden. De verdediging stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er geen transactievoorstel was gedaan. De raadsman voerde aan dat het openbaar ministerie in strijd met de Richtlijn voor Strafvordering had gehandeld.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof het verweer van de verdachte terecht had verworpen. Het Hof had vastgesteld dat het openbaar ministerie de beleidsvrijheid had om te kiezen tussen het aanbieden van een transactie of het vervolgen van de verdachte. De Hoge Raad benadrukte dat de beslissing van het openbaar ministerie om tot vervolging over te gaan, gebaseerd moest zijn op de gegevens die op dat moment beschikbaar waren. Het Hof had in dit geval terecht geoordeeld dat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat het ongeval mede aan de schuld van de verdachte te wijten was.
De Hoge Raad concludeerde dat het middel van cassatie niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak kon leiden. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de veroordeling van de verdachte, waarbij de opgelegde straf van een geldboete van ƒ. 1350,-- en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, werd gehandhaafd.