ECLI:NL:HR:2002:AD9887
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en verhoging belasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van A te Q tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 november 1998, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting. De belanghebbende was aanvankelijk aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 43.499 voor het jaar 1989, maar kreeg later een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 243.940. Deze navorderingsaanslag werd vergezeld van een verhoging van de nagevorderde belasting van honderd procent, waarbij de Inspecteur geen kwijtschelding verleende. Het bezwaar van de belanghebbende tegen deze aanslag werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop de belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad, onder leiding van vice-president G.J. Zuurmond, heeft op 8 maart 2002 uitspraak gedaan. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de belanghebbende niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien de middelen geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling aan de orde stelden. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verwierp het beroep van de belanghebbende.