ECLI:NL:HR:2002:AD9884

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34996
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J. Zuurmond
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • D.G. van Vliet
  • P.J. van Amersfoort
  • P. Lourens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van X B.V. tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake naheffingsaanslag omzetbelasting

Op 8 maart 2002 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in de zaak van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 november 1998, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting. De naheffingsaanslag, opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1990 tot en met 31 december 1994, bedroeg f 79.620 aan enkelvoudige belasting, met een verhoging van honderd procent. De Inspecteur verleende kwijtschelding tot f 59.911. X B.V. maakte bezwaar tegen de aanslag, maar werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. Hierop volgde een beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.

X B.V. heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De zaak werd toegelicht door mr. J.J.M. Hertoghs, advocaat te Breda. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel concludeerde op 19 december 2000 tot verwerping van het beroep. X B.V. heeft schriftelijk gereageerd op deze conclusie.

De Hoge Raad beoordeelde de middelen en oordeelde dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien de middelen geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling opriepen. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van X B.V. Dit arrest is vastgesteld door vice-president G.J. Zuurmond en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P.J. van Amersfoort en P. Lourens, en is op 8 maart 2002 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Nr. 34.996
8 maart 2002
NA
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 november 1998, nr. 97/21201, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1990 tot en met 31 december 1994 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van f 79.620 aan enkelvoudige belasting met een verhoging van de nageheven belasting van honderd percent, van welke verhoging de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag kwijtschelding heeft verleend tot op f 59.911. In het tegen deze aanslag en deze beschikking inzake de verhoging gemaakte bezwaar is belanghebbende bij gezamenlijke uitspraak van de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Bij ambtshalve gegeven beschikkingen is nadien de aanslag verminderd met het bedrag van de daarin begrepen verhoging.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. J.J.M. Hertoghs, advocaat te Breda.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 19 december 2000 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3.Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 8 maart 2002 vastgesteld door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P.J. van Amersfoort en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.