ECLI:NL:HR:2002:AD9704
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en de rechtsgeldigheid van facturen voor niet verrichte werkzaamheden
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 8 januari 2001, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1993 tot en met 31 december 1993. De naheffingsaanslag, ter hoogte van ƒ 35.000, werd opgelegd door de Inspecteur, en belanghebbende ging in beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht het beroep heeft opgevat als een inhoudelijke beoordeling van de naheffingsaanslag, ondanks het feit dat de Inspecteur niet tijdig had beslist. De Hoge Raad stelt vast dat belanghebbende zijn grieven in beroep en ter zitting heeft kunnen toelichten, en dat het oordeel van het Hof dat belanghebbende niet in zijn belangen is geschaad, niet onbegrijpelijk is.
Daarnaast wordt in de zaak de rol van facturen besproken die zijn uitgereikt voor werkzaamheden die in werkelijkheid niet zijn verricht. Belanghebbende had facturen ontvangen van aannemingsbedrijf B B.V. voor werkzaamheden aan een pand, maar deze werkzaamheden zijn nooit uitgevoerd. De Hoge Raad bevestigt dat de Inspecteur de omzetbelasting terecht heeft nageheven, omdat belanghebbende wist dat de facturen niet overeenkwamen met daadwerkelijk verrichte prestaties.
De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende falen en verklaart het beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen op 1 maart 2002 door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken.