ECLI:NL:HR:2002:AD9607

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/242HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vorderingen in conventie en reconventie met betrekking tot wettelijke rente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en [verweerder]. De zaak begon met een vordering van [verweerder] tegen [eiser] bij de Rechtbank te Leeuwarden, waarbij [verweerder] een bedrag van ƒ 15.000,-- vorderde. [Eiser] heeft de vordering bestreden en in reconventie een bedrag van ƒ 12.048,42 gevorderd. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis bewijslevering opgedragen en uiteindelijk in een eindvonnis van 4 juni 1997 [eiser] veroordeeld tot betaling aan [verweerder].

[Verweerder] heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 26 april 2000 het vonnis van de Rechtbank gedeeltelijk heeft vernietigd en de reconventionele vordering van [eiser] heeft afgewezen. Tegen dit arrest heeft [eiser] cassatie ingesteld, terwijl [verweerder] incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus gevolgd, die in het principale beroep tot verwerping en in het incidentele beroep tot vernietiging en afdoening heeft geconcludeerd.

De Hoge Raad heeft in het principale beroep het beroep van [eiser] verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. In het incidentele beroep heeft de Hoge Raad het arrest van het Gerechtshof vernietigd voor zover het de wettelijke rente betreft en [eiser] veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over het toegewezen bedrag. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de toewijzing van wettelijke rente in zowel conventionele als reconventionele vorderingen.

Uitspraak

24 mei 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/242HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, incidenteel verweerder,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, incidenteel eiser,
advocaat: mr. M.V. Polak.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploit van 25 september 1992 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de Rechtbank te Leeuwarden en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van een bedrag van ƒ 15.000,--, althans een zodanig bedrag als de Rechtbank zal vermenen te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding.
[Eiser] heeft de vordering gemotiveerd bestreden en zijnerzijds in reconventie gevorderd [verweerder] te veroordelen tot betaling van ƒ 12.048,42, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 februari 1991, althans dit bedrag te compenseren met het in conventie toe te wijzen bedrag.
[Verweerder] heeft in reconventie de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 6 mei 1993 een comparitie van partijen gelast en bij tussenvonnis van 8 september 1994 in conventie iedere uitspraak aangehouden en in reconventie [eiser] bewijslevering opgedragen.
Tegen het tussenvonnis van 8 september heeft [eiser] zowel in conventie als in reconventie hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden.
Bij arrest van 13 december 1995 heeft het Hof het bestreden tussenvonnis, voor zover in reconventie gewezen, vernietigd en in zoverre opnieuw rechtdoende in reconventie [verweerder] bewijslevering opgedragen. Het Hof heeft voor het overige het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en de zaak ter verdere behandeling en beslissing naar de Rechtbank te Leeuwarden verwezen.
Na enquête heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 4 juni 1997 in conventie [eiser] veroordeeld tot betaling aan [verweerder] van een bedrag van ƒ 10.862,24 en in reconventie [verweerder] veroordeeld tot betaling aan [eiser] van een bedrag van ƒ 12.048,42, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van ƒ 1.186,18 met ingang van 2 februari 1991, en zowel in conventie als in reconventie het meer of anders gevorderde afgewezen.
[Verweerder] heeft tegen het eindvonnis van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Daarbij heeft hij zijn vordering in conventie vermeerderd tot een bedrag van ƒ 20.693,36. [Eiser] heeft tegen dit vonnis incidenteel appel ingesteld.
Het Hof heeft bij arrest van 26 april 2000 in het principaal appel het vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden van 4 juni 1997, voor wat betreft de toewijzing van de reconventionele vordering van [eiser], vernietigd en in zoverre opnieuw rechtdoende, de reconventionele vordering van [eiser] alsnog afgewezen en het vonnis voor het overige bekrachtigd. In het incidenteel appel heeft het Hof het beroep verworpen
Het arrest van het Hof van 26 april 2000 is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen laatstvermeld arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. [Verweerder] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het principale beroep en [eiser] heeft in het incidentele beroep geconcludeerd tot referte, met verzoek hem buiten de kosten te laten vallen op het incidentele cassatieberoep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt in het principale beroep tot verwerping van het beroep en in het incidentele beroep tot vernietiging en afdoening door de Hoge Raad door de gevorderde wettelijke rente over de vordering in conventie alsnog toe te wijzen.
3. Uitgang in cassatie
Wat betreft de feiten en het verloop van de procedure verwijst de Hoge Raad naar punt 1 van de conclusie van de Advocaat-Generaal en naar het hiervoor onder 1 overwogene.
4. Beoordeling van het middel in het principale beroep.
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
5.1 In haar eindvonnis van 4 juni 1997 heeft de Rechtbank zowel de vordering in conventie van [verweerder] van in hoofdsom ƒ 10.862,24 als de vordering in reconventie van [eiser] van in hoofdsom ƒ 12.048,42 toegewezen, en tevens de vordering van [eiser] tot betaling van wettelijke rente over dat gedeelte van zijn vordering dat de vordering van [verweerder] oversteeg.
5.2 Nu het Hof in hoger beroep de vordering in reconventie van [eiser] heeft afgewezen, had het Hof, naar het middel terecht betoogt, alsnog de in hoger beroep gehandhaafde vordering van [verweerder] tot veroordeling van [eiser] tot betaling van wettelijke rente over zijn - [verweerders] - hoofdvordering in conventie moeten toewijzen. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 359,48 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
vernietigt het arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 26 april 2000 in het principaal beroep, doch uitsluitend voor zover daarbij aan [verweerder] niet is toegewezen de door hem gevorderde wettelijke rente over de hem toegewezen hoofdsom van ƒ 10.862,24;
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente over een bedrag van ƒ 10.862,24 met ingang van 25 september 1992 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 24 mei 2002.