ECLI:NL:HR:2002:AD9601
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige daad van de Staat jegens melkveehouderij en schadevergoeding
In deze zaak heeft verweerder, een melkveehouder, de Staat gedagvaard wegens onrechtmatig handelen. De zaak begon met een dagvaarding op 28 augustus 1995, waarin verweerder vorderingen indiende tegen de Staat, die hij beschuldigde van onrechtmatig handelen met betrekking tot de Beschikking superheffing. De Rechtbank te 's-Gravenhage heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld en verweerder schadeplichtig is. De Staat heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat de eerdere vonnissen heeft bekrachtigd. De Staat heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de investeringsverplichtingen van verweerder voor de onder- en bovenbouw van de stallen zijn aangegaan tussen 1 september 1981 en 1 maart 1984. De Hoge Raad oordeelde dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door te handelen in strijd met artikel 11 van de Beschikking superheffing. De Hoge Raad heeft het arrest van het Gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens heeft de Hoge Raad de Staat veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
De zaak is van belang voor de uitleg van de investeringsverplichtingen in het kader van de Beschikking superheffing en de gevolgen van onrechtmatig handelen door de Staat. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de Staat in het kader van schadevergoeding aan burgers die door overheidsbesluiten worden benadeeld.