ECLI:NL:HR:2002:AD9598

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/221HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • A.G. Pos
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van advocaat bij vergissing tijdens veiling van schip

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een advocaat, [verweerder 1], die tijdens een openbare veiling van het visverwerkingsschip "Ocean Viking" een vergissing maakte. De veiling vond plaats op 10 januari 1989 te Rotterdam, waar [verweerder 1] als procureur optrad. Hij bracht het hoogste bod uit, maar vergiste zich in de bieding en riep "mijn" toen het bod op ƒ 5,5 miljoen was bereikt, zonder zijn opdrachtgever te kunnen noemen. Hierdoor werd het schip aan hem persoonlijk toegewezen, wat leidde tot een juridische strijd over de aansprakelijkheid en dekking onder de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van de advocaat.

De Rechtbank te Rotterdam wees de vordering van de burgerlijke maatschap Nolst Trenité Advocaten en Notarissen (verweerders in cassatie) af. In hoger beroep oordeelde het Gerechtshof te 's-Gravenhage dat [verweerder 1] aansprakelijk was voor de schade die DSK, de Deense scheepshypotheekbank, had geleden door de vergissing. Het Hof oordeelde dat de beroepsaansprakelijkheidsverzekering dekking bood voor de schade die [verweerder 1] had veroorzaakt door zijn fout tijdens de veiling.

De Hoge Raad heeft het beroep van Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de vergissing van [verweerder 1] een fout was die onder de dekking van de verzekering viel. De Hoge Raad bevestigde dat de aansprakelijkheid van [verweerder 1] voortvloeide uit de onrechtmatige daad die hij had gepleegd, en dat de kosten die hij en zijn maatschap hadden gemaakt in verband met de vordering van DSK redelijk waren. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en Nationale-Nederlanden werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

Uitspraak

3 mei 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/221HR
AP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V., gevestigd te 's-Gravenhage,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. G.C. Makkink,
t e g e n
1. [Verweerder 1], wonende te [woonplaats],
2. de burgerlijke maatschap NOLST TRENITÉ ADVOCATEN EN NOTARISSEN, gevestigd te Rotterdam,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - hebben bij exploit van 4 augustus 1992 eiseres tot cassatie - verder te noemen: NN - gedagvaard voor de Rechtbank te Rotterdam en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, NN te veroordelen om aan [verweerder] c.s. te voldoen al hetgeen zij in vrijwaring in de procedure aanhangig tussen [verweerder] c.s. als gedaagden en Dansk Skibskreditfond, hierna DSK, als eiseres aan haar zullen moeten betalen ingevolge een in die zaak te wijzen vonnis.
NN heeft in vrijwaring de vordering gemotiveerd bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 12 december 1996 zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak de vordering afgewezen.
Tegen dit in de vrijwaringprocedure gewezen vonnis hebben [verweerder] c.s. hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Bij memorie van grieven hebben zij hun eis gewijzigd en gevorderd voormeld in vrijwaring gewezen vonnis te vernietigen en NN te veroordelen tot betaling aan hen van een bedrag ad ƒ 140.128,26, vermeerderd met de wettelijke rente en met de proceskosten in beide instanties.
Bij arrest van 21 maart 2000 heeft het Hof het in vrijwaring gewezen vonnis vernietigd en - na wijziging van eis - opnieuw rechtdoende NN veroordeeld om aan [verweerder] c.s. te betalen de som van ƒ 140.128,26 met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juni 1999.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft NN beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van NN heeft bij brief van 28 februari 2002 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op 10 januari 1989 vond te Rotterdam ten overstaan van notaris mr. D.M. Dragt de openbare verkoop plaats van het Nederlandse visverwerkingsschip "Ocean Viking". Deze veiling geschiedde in twee fasen: eerst bij opbod en vervolgens bij afslag.
(ii) [Verweerder 1] die toen als advocaat en procureur werkzaam was in dienst van Nolst Trenité, was bij de veiling aanwezig en bracht bij opbod het hoogste bod uit namens een nader te noemen meester. In de afslagfase heeft [verweerder 1], die van zijn cliënt instructies had voor een bod van maximaal ƒ 550.000,--, "mijn" geroepen op het moment dat het bedrag van ƒ 5,5 miljoen was bereikt. Omdat hij zijn opdrachtgever niet kon noemen, is het schip, ingevolge de veilingvoorwaarden, aan hem persoonlijk toegewezen. [verweerder 1] heeft aan de notaris kenbaar gemaakt dat hij zich had vergist. De notaris heeft zich op het standpunt gesteld dat het schip al was toegewezen en dat hij de veiling al had gesloten.
(iii) [Verweerder 1] heeft het schip niet afgenomen. Op 31 januari 1989 is de "Ocean Viking" bij een herveiling verkocht voor een koopprijs van ƒ 460.000,--.
(iv) [Verweerder 1] was ter zake van beroepsaansprakelijkheid verzekerd bij NN. Onder de te dezen toepasselijke polis "Beroepsaansprakelijkheidsverzekering advocaten" betrof de dekking de aansprakelijkheid van de verzekerde voor schade toegebracht aan cliënten of derden uit hoofde van activiteiten die direct of indirect verband houden met de uitoefening van de advocatenpraktijk door vergissingen, onachtzaamheden, nalatigheden, verzuimen, onjuiste adviezen of dergelijke fouten.
3.2 De opdrachtgever tot de veiling - de Deense scheepshypotheekbank DSK - heeft [verweerder] c.s. tot betaling van schadevergoeding (het verschil tussen de oorspronkelijke koopprijs en de opbrengst van de herveiling, en de kosten van de herveiling) aangesproken. De Rechtbank heeft deze vordering afgewezen. Nadat door DSK van het vonnis hoger beroep was ingesteld, is tussen DSK en [verweerder 1] een regeling getroffen krachtens welke [verweerder] c.s een bedrag van ƒ 90.000,-- aan DSK hebben betaald tegen finale kwijting.
3.3 [Verweerder] c.s. hebben zich op het standpunt gesteld - voor zover in cassatie nog van belang - dat het hiervoor in 3.2 vermelde bedrag van ƒ 90.000,-- en de kosten die zij hebben moeten maken, onder de hiervoor in 3.1 onder (iv) vermelde polis zijn gedekt als schade die [verweerder 1] door een fout in de uitoefening van zijn beroep heeft veroorzaakt. NN heeft echter dekking geweigerd omdat zij van mening is dat te dezer zake geen sprake is van een fout van [verweerder 1] als bedoeld in de toepasselijke polis. Volgens NN is [verweerder 1] door DSK aangesproken op grond van de koopovereenkomst die tussen DSK en [verweerder 1] tijdens de veiling is totstandgekomen. Het Hof heeft dit verweer van NN in de vrijwaringsprocedure verworpen en heeft geoordeeld dat sprake is van een fout van [verweerder 1] waardoor schade is toegebracht aan een derde en dat de aansprakelijkheid van [verweerder] c.s. geacht moet worden onder de verzekering tegen beroepsaansprakelijkheid te zijn gedekt.
3.4 Volgens de "algemene klachten" van het middel heeft het Hof miskend dat in de procedure tussen [verweerder 1] en NN niet de vraag aan de orde was of [verweerder 1] jegens DSK persoonlijk was gebonden aan de door DSK gestelde koopovereenkomst en had het Hof moeten beoordelen of de onderwerpelijke verzekering dekking zou moeten bieden indien tussen DSK en [verweerder 1] zou zijn vastgesteld dat [verweerder 1] persoonlijk gebonden zou zijn aan de koopoverenkomst en uit dien hoofde schadeplichtig was. Voorts heeft het Hof volgens het middel ten onrechte geoordeeld dat het per vergissing uitgebrachte bod van ƒ 5,5 miljoen jegens DSK een onrechtmatige daad oplevert op grond waarvan DSK schade heeft geleden waarvoor [verweerder 1] jegens DSK aansprakelijk is. Deze algemene klachten zijn uitgewerkt in een aantal "in onderlinge samenhang te lezen" subklachten A tot en met E.
3.5 Bij de beoordeling van het middel dient uitgangspunt te zijn dat [verweerder 1] - zoals het Hof in zijn rov. 11 en 12, in cassatie onbestreden, heeft overwogen - tijdens de veiling op 10 januari 1989 in de uitoefening van zijn werkzaamheden als procureur (of advocaat) een vergissing heeft gemaakt en dat deze vergissing een fout is als bedoeld in de onderhavige polis.
3.6 De door het middel aangevoerde klachten komen in de kern erop neer dat NN op grond van de polis geen dekking behoeft te bieden voor het geval [verweerder 1] door het uitbrengen van het bod tijdens de veiling persoonlijk gebonden zou zijn aan de aldus totstandgekomen koopovereenkomst. Daartoe heeft NN aangevoerd dat DSK aan haar vordering tegen [verweerder] c.s. uitsluitend ten grondslag heeft gelegd dat [verweerder 1] persoonlijk gebonden zou zijn aan het door hem uitgebrachte bod van ƒ 5.5 miljoen en niet dat [verweerder 1] - indien het bod niet zou hebben geleid tot een koopovereenkomst - op andere grond jegens DSk aansprakelijk zou zijn. Ook de tussen [verweerder] c.s. en DSK getrofen regeling strekte er slechts toe de kwade kans af te kopen dat [verweerder 1] alsnog zou blijken gebonden te zijn aan de koopovereenkomst. Volgens het middel heeft het Hof uit het oog verloren dat de onderhavige verzekering geen dekking biedt voor het geval een verzekerde, al dan niet tengevolge van een fout of vergissing, zichzelf verbindt tot het verrichten van een prestatie. Het oordeel van het Hof dat [verweerder 1] uit hoofde van een door hem gepleegde onrechtmatige daad aansprakelijk zou zijn voor de door DSK geleden schade, getuigt, zo betoogt NN, dan ook van een onjuiste rechtsopvatting of is onbegrijpelijk.
3.7 Het Hof heeft in rov. 9 vooropgesteld dat het gaat om de beantwoording van de vraag of [verweerder 1] door zijn fout schade heeft toegebracht aan een derde (DSK), waarvoor hij aansprakelijk is, en het Hof heeft deze vraag vervolgens bevestigend beantwoord. Voor de beantwoording van deze vraag is, anders dan NN meent, niet doorslaggevend of [verweerder 1] persoonlijk gebonden was aan het door hem uitgebrachte bod. Voor zover [verweerder 1] ingevolge de veilingvoorwaarden persoonlijk partij geworden zou zijn bij de koopovereenkomst, is zulks alleen een gevolg van de door hem gemaakte fout en heeft DSK, naar het Hof klaarblijkelijk in rov. 14 heeft geoordeeld, in verband daarmee schade geleden reeds omdat [verweerder 1], die uiteraard niet de bedoeling heeft gehad het schip te kopen, aan deze overeenkomst geen uitvoering heeft gegeven. Voor zover [verweerder 1] niet persoonlijk gebonden was aan het door hem uitgebrachte bod, heeft zijn handelen, naar in het oordeel van het Hof ligt besloten, eveneens nadeel aan DSK toegebracht omdat als gevolg van de door [verweerder 1] gemaakte fout een herveiling noodzakelijk werd waaraan kosten zijn verbonden en waardoor DSK mogelijkerwijs een lagere opbrengst heeft verkregen dan zij anders zou hebben ontvangen. Voorts heeft het Hof in rov. 18 - in cassatie onbestreden - overwogen dat de onderhavige verzekering een ruime dekking beoogt te bieden. Ten slotte heeft Hof in rov. 19 in zijn oordeel betrokken dat NN geen kritiek heeft op de door [verweerder 1] en Nolst Trenité getroffen schikking, waarmee het Hof tot uitdrukking heeft gebracht dat het door DSK in dit verband geleden nadeel in redelijkheid op het aan haar in het kader van een schikking betaalde bedrag van ƒ 90.000,-- kan worden geschat, en in rov. 21 kennelijk geoordeeld dat de kosten van het te dezer zake tegen de vordering van DSK gevoerde verweer in verband hiermee in redelijkheid zijn gemaakt en wat de hoogte ervan betreft niet zijn betwist. Deze oordelen van het Hof geven niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting, zijn ook niet onbegrijpelijk en kunnen voor het overige, verweven als zij zijn met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Alle klachten van het middel stuiten hierop af.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt NN in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 1] en Nolst Trenité begroot op € 1.723,09 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, A.G. Pos, O. de Savornin Lohman en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 3 mei 2002.