ECLI:NL:HR:2002:AD9560
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak en veroordeling in ontuchtzaak met minderjarige
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte, die tevens advocaat is, in hoger beroep is vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar is veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf, waarvan drie maanden voorwaardelijk, in verband met ontuchtige handelingen met een minderjarige. De Hoge Raad heeft op 16 april 2002 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van de verdachte werd verworpen. De verdachte was eerder op 18 november 1997 aangehouden en had een langdurig proces doorlopen, waarbij de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM ter discussie stond. Het Hof had geoordeeld dat er geen sprake was van overschrijding van deze termijn, ondanks het onwenselijke tijdsverloop. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen voor een bedrag van ƒ 4.500,--, en de verdachte werd verwezen in de kosten van de benadeelde partij ter hoogte van ƒ 2.642,69. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van cassatie niet tot vernietiging van de uitspraak konden leiden, en dat er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.