ECLI:NL:HR:2002:AD9335

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/209HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning door Woningbouwvereniging

In deze zaak heeft de Algemene Woningbouwvereniging, eiseres tot cassatie, op 19 april 1999 verweerder in cassatie gedagvaard voor de Kantonrechter te Amsterdam. De eiseres vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot een woning aan de [a-straat 1] te [woonplaats] en de ontruiming door verweerder. Na verweer heeft de Kantonrechter op 11 juni 1999 een gerechtelijke plaatsopneming bevolen en op 23 juli 1999 de vordering afgewezen. De Woningbouwvereniging heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Amsterdam, die op 19 april 2000 het vonnis van de Kantonrechter heeft bekrachtigd. Tegen dit vonnis heeft de Woningbouwvereniging cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal F.B. Bakels strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep uiteindelijk verworpen en de Woningbouwvereniging veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 19 april 2002.

Uitspraak

19 april 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/209HR
AP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ALGEMENE WONINGBOUWVERENIGING, gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. L.Ph.J. baron Van Utenhove,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. Schenck.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij exploit van 19 april 1999 heeft eiseres tot cassatie - verder te noemen: de Woningbouwvereniging - op verkorte termijn verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de Kantonrechter te Amsterdam en - kort gezegd - ontbondenverklaring van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning [a-straat 1] te [woonplaats] en ontruiming door [verweerder] van voormelde woning gevorderd.
Na verweer door [verweerder] heeft de Kantonrechter bij tussenvonnis van 11 juni 1999 een gerechtelijke plaatsopneming bevolen en bij eindvonnis van 23 juli 1999 de vordering afgewezen.
Tegen het vonnis van 23 juli 1999 heeft de Woningbouwvereniging hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Amsterdam.
Bij vonnis van 19 april 2000 heeft de Rechtbank het bestreden vonnis van de Kantonrechter bekrachtigd.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft de Woningbouwvereniging beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.B. Bakels strekt tot verwerping van het beroep.
De adovocaat van [verweerder] heeft bij brief van 8 februari 2002 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Woningbouwvereniging in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 19 april 2002.