ECLI:NL:HR:2002:AD9181
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak en veroordeling in strafzaak met betrekking tot doodslag
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte op 25 juni 2001 was vrijgesproken van een primair tenlastegelegde feit en daarnaast was veroordeeld tot zeven jaren gevangenisstraf voor doodslag. De verdachte, geboren in 1956 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De IJssel', heeft het cassatieberoep ingesteld via zijn advocaat, mr. G. Spong. De Advocaat-Generaal, Wortel, heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en verwijzing naar een aangrenzend Hof voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft zich in deze zaak gericht op de vraag of het Gerechtshof terecht een ambtsedig proces-verbaal van politie heeft gebruikt als bewijs, waarin mededelingen van een anonieme getuige zijn opgenomen. De verdediging had verzocht om deze anonieme getuige te ondervragen, maar dit verzoek werd door zowel de Rechtbank als het Hof afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat het gebruik van het proces-verbaal in strijd is met artikel 344, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat de verdediging op enig moment de wens heeft geuit om de getuige te ondervragen. Dit betekent dat de bewijsbeslissing niet in stand kan blijven.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak voor zover deze aan zijn oordeel onderworpen is en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 23 april 2002, waarbij de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren F.H. Koster en J.P. Balkema, in aanwezigheid van waarnemend-griffier I.W.P. Verboon.