ECLI:NL:HR:2002:AD9162
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de teruggave van in beslag genomen brief en het verschoningsrecht van de advocaat
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 februari 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam. De zaak betreft een klaagschrift ingediend door klaagster, die handelde onder een bepaalde naam en gevestigd was op een specifieke locatie. Het klaagschrift was gericht op de teruggave van een brief die in beslag was genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De Officier van Justitie had het beroep in cassatie ingesteld, waarbij een middel van cassatie werd voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde dat het beroep verworpen moest worden.
De Rechtbank had het klaagschrift gegrond verklaard en gelast dat de brief aan klaagster werd teruggegeven. De Hoge Raad moest beoordelen of de Rechtbank een juiste uitleg had gegeven aan artikel 98 van het Wetboek van Strafvordering, dat betrekking heeft op de bevoegdheid tot verschoning van advocaten. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank de juiste maatstaven had aangelegd en dat het standpunt van de advocaat, die stelde dat de brief niet het voorwerp uitmaakte van het strafbare feit, in beginsel gerespecteerd moest worden. De Hoge Raad concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die het verschoningsrecht konden doorbreken.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de Officier van Justitie, omdat het oordeel van de Rechtbank niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De enkele omstandigheid dat in de brief namen van 'beneficial owners' werden genoemd, was niet voldoende om te concluderen dat de brief het voorwerp uitmaakte van het strafbare feit. De Hoge Raad bevestigde daarmee de beslissing van de Rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond.