ECLI:NL:HR:2002:AD9139
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding wegens gebreken in huurwoning en de gevolgen daarvan voor de huurder
In deze zaak heeft eiseres, een huurster van de Stichting, schadevergoeding gevorderd wegens vocht- en schimmelproblemen in de door haar gehuurde woning. De Kantonrechter te Rotterdam heeft de vordering in een eindvonnis van 10 juli 1998 afgewezen. Eiseres heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Rotterdam, die op 31 mei 2001 het vonnis van de Kantonrechter heeft vernietigd en de Stichting heeft veroordeeld tot schadevergoeding, voor zover deze schade is veroorzaakt in de periode van 7 augustus 1995 tot 2 december 1997. De Stichting heeft cassatie ingesteld tegen dit vonnis.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 26 april 2002 geoordeeld dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Stichting geen verwijt kan worden gemaakt voor het niet nemen van maatregelen tot herstel van de gebreken in de woning. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Stichting toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens eiseres, omdat zij na 7 augustus 1995 geen maatregelen heeft getroffen om de vocht- en schimmelproblemen aan te pakken. De Hoge Raad heeft het vonnis van de Rechtbank vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat de vergoedingsplicht van de Stichting voor schade die na 2 december 1997 is ontstaan, niet zonder meer is vervallen omdat eiseres niet is ingegaan op het aanbod van de Stichting om een andere woning te zoeken. Dit oordeel is gegrond op een onjuiste opvatting van de Rechtbank over de toepasselijkheid van artikel 6:101 BW. De Hoge Raad heeft de Stichting in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.