ECLI:NL:HR:2002:AD9126

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/215HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Leeuwarden inzake betaling door eiser aan verweerder

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen eiser en verweerder. Eiser had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 19 april 2000 het vonnis van de Rechtbank te Assen van 23 oktober 1990 had vernietigd. Het Gerechtshof had eiser veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 40.853,33 aan verweerder, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 juli 1987. Eiser had eerder al een beroep gedaan op tussenarresten van het Gerechtshof, maar deze waren door de Hoge Raad verworpen in een arrest van 15 maart 1996. De Hoge Raad heeft in deze procedure de klachten van eiser beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 552,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Uitspraak

12 april 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/215HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaten: mrs. R.S. Meijer en
T.H. Tanja-van den Broek,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.V. Polak.
1. Het verloop van het geding tot dusver
Voor het verloop van het geding tussen eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - en verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - tot dusver verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 15 maart 1996, nr. 15930, NJ 1997, 3.
Bij dit arrest heeft de Hoge Raad het beroep tegen tussenarresten van het Gerechtshof te Leeuwarden van 16 juni 1993 en 25 mei 1994 verworpen.
Na deskundigenbericht ingevolge het tussenarrest van 14 december 1994 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden bij arrest van 19 april 2000 het vonnis van de Rechtbank te Assen van 23 oktober 1990, waarvan beroep, vernietigd en opnieuw rechtdoende [eiser] veroordeeld om aan [verweerder] te betalen een bedrag van ƒ 40.853,33, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 1987, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het arrest van het Hof van 19 april 2000 is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen laatstvermeld arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
[Verweerder] heeft de zaak doen toelichten door zijn advocaat.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 552.34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 12 april 2002.