ECLI:NL:HR:2002:AD9126
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- A.G. Pos
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Leeuwarden inzake betaling door eiser aan verweerder
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen eiser en verweerder. Eiser had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 19 april 2000 het vonnis van de Rechtbank te Assen van 23 oktober 1990 had vernietigd. Het Gerechtshof had eiser veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 40.853,33 aan verweerder, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 juli 1987. Eiser had eerder al een beroep gedaan op tussenarresten van het Gerechtshof, maar deze waren door de Hoge Raad verworpen in een arrest van 15 maart 1996. De Hoge Raad heeft in deze procedure de klachten van eiser beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 552,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.