ECLI:NL:HR:2002:AD9114

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/172HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • J.B. Fleers
  • D.H. Beukenhorst
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aansprakelijkheid voor douanerechten en omzetbelasting bij niet-gezuiverde T1-documenten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen FIC (First International Computer) B.V. en een verweerster, die als douane-expediteur optrad. De verweerster had FIC gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch, waarbij zij vorderingen had ingesteld met betrekking tot douanerechten en omzetbelasting die zij aan de Belgische fiscus moest betalen. De Rechtbank had de vorderingen van de verweerster grotendeels toegewezen, maar FIC had hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat de vorderingen van de verweerster opnieuw toewijsde.

FIC had computeronderdelen in het Verre Oosten ingekocht en deze onder douaneverband opgeslagen bij Logsupp, die een douane-entrepot exploiteerde. De verweerster had namens Logsupp aangifte gedaan voor de douaneregeling extern communautair douanevervoer. De Belgische douane hield de verweerster aansprakelijk voor douanerechten en omzetbelasting, omdat de T1-documenten niet waren gezuiverd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat er een rechtsbetrekking was ontstaan tussen FIC en de verweerster, omdat FIC geen opdracht had gegeven voor het opmaken van de T1-documenten.

De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd de verweerster in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Dit arrest benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken en opdrachten in douaneprocedures, vooral in situaties waarin meerdere partijen betrokken zijn.

Uitspraak

12 april 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/172HR
AP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
FIC (FIRST INTERNATIONAL COMPUTER) B.V., gevestigd te Vught,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
[Verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E.D. Vermeulen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - heeft bij exploit van 4 februari 1994 eiseres tot cassatie, alsmede Logsupp Europe B.V., gevestigd te Valkenswaard - respectievelijk verder te noemen: FIC en Logsupp - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch en - na wijziging van eis en verkort weergegeven - gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. FIC en Logsupp hoofdelijk te veroordelen om aan [verweerster] te betalen (a) Bfrs 933.422,-- wegens invoerrechten met rente en (b) Bfrs 3.369.356,-- wegens omzetbelasting, voor zover [verweerster] gehouden wordt om dat bedrag geheel of gedeeltelijk aan de Belgische fiscus te voldoen;
II. Subsidiair: te verklaren voor recht dat FIC en Logsupp of een van hen door hun ten processe bedoelde handelwijze is tekortgeschoten of onrechtmatig heeft gehandeld jegens [verweerster] en hen terzake te veroordelen tot schadevergoeding op te maken bij staat;
III. Meer subsidiair: te verklaren voor recht dat [verweerster] een regresrecht heeft op FIC en Logsupp voor de invoerrechten en BTW die zij aan de Belgische fiscus moet betalen terzake van de niet-gezuiverde T1-documenten.
FIC en Logsupp hebben de vorderingen bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 1 augustus 1997 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 16 januari 1998 de vorderingen tegen Logsupp grotendeels toegewezen en de vorderingen tegen FIC afgewezen.
Tegen beide vonnissen, voorzover tussen [verweerster] en FIC gewezen, heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Daarbij heeft [verweerster] gevorderd met vernietiging van beide vonnissen van de Rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. FIC te veroordelen tot betaling aan [verweerster] van een bedrag van Bfrs 933.422,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dagen dat FIC terzake van invoerrechten tot dat bedrag deelbetalingen aan de Belgische douane heeft gedaan;
b. Voor recht te verklaren dat [verweerster] een regresrecht heeft op FIC voor de bedragen waarvoor [verweerster] op grond van de niet-zuivering van T1-documenten jegens de Belgische fiscus aansprakelijk is;
c. FIC te veroordelen tot schadevergoeding op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade zal zijn geleden terzake van de schade die [verweerster] heeft geleden of nog zal lijden terzake van de niet-zuivering van de onder b. bedoelde T1-documenten.
Bij arrest van 28 maart 2000 heeft het Hof beide vonnissen van de Rechtbank vernietigd voor zover daarbij de vorderingen tegen FIC zijn afgewezen. Opnieuw rechtdoende heeft het Hof de in appel omschreven vorderingen van [verweerster] tegen FIC toegewezen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft FIC beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
[Verweerster] heeft de zaak namens haar advocaat doen toelichten door mr. W.H. van Hemel, advocaat te Amsterdam, en voor FIC is de zaak toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot vernietiging.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) FIC handelt in computeronderdelen, die zij in het Verre Oosten inkoopt en in Europa verder verhandelt. Zij slaat deze zaken na aankomst in Nederland onder douaneverband op bij Logsupp, die een douane-entrepot exploiteert. Van daaruit verkoopt en levert zij de zaken. Bij verkoop in Nederland worden de zaken aangegeven voor het vrije verkeer. Bij verkoop buiten Nederland worden zij als niet-communautaire goederen weggevoerd (onder de douaneregeling extern communautair douanevervoer) om in het land van aankomst in het vrije verkeer te worden gebracht.
(ii) Het gaat in deze zaak om producten die FIC aan een Belgische afnemer heeft verkocht. FIC deed van deze verkopen mededeling aan Logsupp door toezending per fax van een "Shipping Instruction" en een daarbij gevoegde orderbevestiging of factuur. [Verweerster] heeft vervolgens in haar hoedanigheid van douane-expediteur in opdracht van Logsupp ten behoeve van het vervoer van de verkochte zaken naar de Belgische afnemer aangifte gedaan voor de douaneregeling extern communautair douanevervoer (zogeheten aangifte T1). Dat is veelvuldig gebeurd.
(iii) De Belgische afnemer heeft met eigen vervoer de van FIC gekochte partijen computeronderdelen bij Logsupp opgehaald en meegekregen. Van negentien daarbij aan de afnemer meegegeven T1-documenten, de eerste van 19 februari 1992 en de laatste van 6 augustus 1992, heeft geen zuivering plaatsgevonden.
(iv) De Belgische douane heeft vervolgens [verweerster] aansprakelijk gehouden voor douanerechten ten bedrage van BFrs 933.422,-- en omzetbelasting ten bedrage van BFrs 3.369.356,-- voor de zaken waarvan de T1-documenten niet zijn gezuiverd. [Verweerster] heeft de te haren laste gebrachte douanerechten en omzetbelasting, althans ten dele, betaald.
3.2 Tegen de onder 1 vermelde vordering van [verweerster] heeft FIC, voorzover thans nog van belang, als verweer aangevoerd dat zij aan Logsupp geen opdracht heeft gegeven om T1-documenten door [verweerster] of wie dan ook te doen opstellen; zij heeft de zaken onder douaneverband verkocht aan de Belgische afnemer, hetgeen ook bleek uit de instructies die zij aan Logsupp gaf; het was taak en zaak van de Belgische koper om de goederen vrij te maken en daartoe opdrachten aan Logsupp te geven; met [verweerster] heeft zij al helemaal geen contractuele band.
3.3 De Rechtbank heeft in haar eindvonnis van 16 januari 1998 de vordering van [verweerster] tegen FIC afgewezen, nadat zij daartoe, kort samengevat, in haar tussenvonnis van 1 augustus 1997 reeds als volgt had overwogen. Voor de vraag welke werkzaamheden in een concreet geval daadwerkelijk door FIC aan Logsupp werden opgedragen, is niet van belang welke werkzaamheden in voorkomende gevallen aan Logsupp konden worden opgedragen ingevolge een tussen deze partijen gesloten mantelovereenkomst of een dergelijke algemene overeenkomst; daarvoor is de concrete instructie doorslaggevend (rov. 4.4.1). In de met betrekking tot de onderhavige zendingen door FIC aan Logsupp gegeven instructies (in de Shipping Instructions) en de daarbij gevoegde facturen en orderbevestigingen kan de Rechtbank geen opdracht van FIC aan Logsupp lezen om de goederen in de EEG in te voeren of om deze voor rekening en risico van FIC onder enige douaneregeling (anders dan die met betrekking tot het entrepot waarin zij zich reeds bevonden) te brengen. Niet kan worden vastgesteld dat Logsupp een opdracht van FIC had om [verweerster] T1-documenten te laten opmaken (rov 4.4.2-3). Vervolgens heeft de Rechtbank geoordeeld dat, omdat in de Shipping Instructions geen opdracht van FIC tot het opmaken van T1-documenten kan worden gelezen en er - naar [verweerster] had erkend - geen enkel direct contact tussen [verweerster] en FIC heeft bestaan, [verweerster] zich ook niet op opgewekte schijn (toedoen) van FIC kan beroepen. Volgens de Rechtbank kon dan ook op deze wijze, noch op de vervolgens door haar nog onderzochte grond van "apparent authority", sprake zijn van gebondenheid van FIC jegens [verweerster] door het onbevoegde handelen van Logsupp (rov. 4.6.1-3).
3.4 Het Hof heeft met vernietiging van de vonnissen de vordering van [verweerster] alsnog toegewezen. Het overwoog daartoe in de eerste plaats als volgt (rov. 4.2):
"Tussen partijen staat vast dat FIC aan Logsupp (onder meer) opdracht heeft gegeven de douane- en/of BTW-aangiften te verrichten terzake van de door FIC bij Logsupp in entrepot opgeslagen computerapparatuur, zulks in verband met de verkoop van deze apparatuur door FIC aan een Belgische klant (zie punt 14 van de memorie van antwoord)."
Hierop voortbouwend heeft het Hof geoordeeld dat Logsupp erop mocht vertrouwen dat in de door FIC aan haar gegeven opdracht een volmacht besloten was om de aangiften door [verweerster] te laten verrichten. Logsupp kon derhalve als bevoegd vertegenwoordiger van FIC aan [verweerster] opdracht geven om voor rekening van FIC de overeengekomen aangiften te verrichten, zodat wel degelijk tussen FIC en [verweerster] een rechtsbetrekking is ontstaan (rov. 4.3-6).
3.5 Het eerste, primair voorgestelde onderdeel van het middel klaagt terecht over onbegrijpelijkheid van de hiervóór in 3.4 aangehaalde overweging van het Hof. De vraag of FIC aan Logsupp opdracht had gegeven tot het doen van douane- en BTW-aangiften met betrekking tot de onderhavige partijen computerapparatuur, vormde een essentieel punt van het geschil in eerste aanleg. Het geschil op dit punt werd voor het Hof voortgezet met grieven die zich richtten tegen de ontkennende beantwoording van die vraag door de Rechtbank en een memorie van antwoord waarin het hiervóór onder 3.2 weergegeven verweer werd gehandhaafd en nader toegelicht. Tegen deze achtergrond kan het in punt 14 van de memorie van antwoord gestelde slechts aldus worden begrepen dat FIC ervan uitging dat, indien zij aan Logsupp opdracht gaf tot het verrichten van douane- en/of BTW-aangiften, Logsupp die aangiften zelf verrichtte, zodat daarin - anders dan het Hof heeft aangenomen - geen grond kan worden gevonden voor het oordeel dat FIC haar hiervoor vermelde verweer niet langer handhaafde.
3.6Nu 's Hofs rov. 4.2 niet in stand kan blijven, ontvalt daarmee de grondslag aan de daarop voortbouwende rov. 4.3-6. De daartegen gerichte, subsidiair en meer subsidiair voorgestelde onderdelen 2 en 3 van het middel behoeven derhalve geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 maart 2000;
verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het Gerechtshof te Arnhem;
veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van FIC begroot op € 666,27 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 12 april 2002.