ECLI:NL:HR:2002:AD9091

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
36635
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • J.W. van den Berge
  • A.R. Leemreis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en studiekosten als buitengewone lasten

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van wijlen X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 september 2000, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De belanghebbende had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen van ƒ 79.146, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Hiertegen ging de belanghebbende in beroep bij het Hof, dat de aanslag verminderde tot een belastbaar inkomen van ƒ 77.229. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

De belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en de erfgenaam van de belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld. Het Hof had geoordeeld dat, gezien de ziekte van de belanghebbende, het onzeker was of hij de opleiding tot hypnotherapeut zou kunnen voltooien en of de verworven kennis productief zou kunnen maken. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het in aanmerking nemen van de studiekosten als buitengewone lasten.

De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en dat de klachten falen. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 8 februari 2002 door de raadsheer D.H. Beukenhorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. van den Berge en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.

Uitspraak

Nr. 36.635
8 februari 2002
JV
gewezen op het beroep in cassatie van wijlen X, gewoond hebbende te Z, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 september 2000, nr. 98/03435, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 79.146, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 77.229. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De erfgenaam van belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat het, gegeven belanghebbendes ziekte, dermate onzeker was of belanghebbende de opleiding tot hypnotherapeut zou kunnen voltooien en de verworven kennis productief zou kunnen maken, dat in redelijkheid niet is voldaan aan de voorwaarden voor het in aanmerking nemen van de studiekosten als buitengewone lasten. Met dit oordeel heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat belanghebbende met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de opleiding zou kunnen voltooien en de verworven kennis productief zou kunnen maken en dat de studiekosten derhalve niet als buitengewone lasten kunnen worden aangemerkt. Dit oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. Het oordeel berust voorts op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen. De tegen dit oordeel gerichte klachten falen derhalve.
3.2. Ook de overige klachten falen. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.H. Beukenhorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. van den Berge en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2002.