ECLI:NL:HR:2002:AD9044
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- H.A.M. Aaftink
- A.G. Pos
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Vernietiging beschikking Gerechtshof inzake vergoeding uit 's Rijks kas voor gemaakte kosten door arts
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de verzoeker, een arts, in beroep ging tegen een beschikking van het Gerechtshof te Leeuwarden. De arts had eerder een verzoek ingediend om een vergoeding uit 's Rijks kas voor gemaakte kosten in verband met een klacht die door de Inspecteurs voor de Gezondheidszorg was ingediend. Het Regionaal Tuchtcollege te Groningen had deze klacht gegrond verklaard, maar het Hof had in hoger beroep deze beslissing vernietigd en de klacht ongegrond verklaard. De arts verzocht vervolgens om een vergoeding van ƒ 214.003,--, maar het Hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in dit verzoek bij beschikking van 24 mei 2000. De Hoge Raad vernietigde deze beschikking en verwees de zaak terug naar het Hof voor verdere behandeling.
Na verwijzing heeft het Hof op 30 mei 2001 bepaald dat de arts recht had op een vergoeding van ƒ 82.820,--, maar het meer of anders verzochte werd afgewezen. De arts ging in cassatie tegen deze beschikking. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot de vergoeding van kosten. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het Gerechtshof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd bepaald dat de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak, aan de zijde van de arts vergoed zouden worden uit 's Rijks kas.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep, maar de Hoge Raad oordeelde anders. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor tuchtrechters om bij het toekennen van vergoedingen rekening te houden met de werkelijk gemaakte kosten en de redelijkheid daarvan, in plaats van te vertrouwen op forfaitaire bedragen of andere beperkingen die niet in overeenstemming zijn met de wet.