ECLI:NL:HR:2002:AD8887
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem inzake valsheid in geschrift en uitkeringsfraude
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder veroordeeld voor valsheid in geschrift en uitkeringsfraude, waarbij hij inkomsten uit kamerverhuur en drugshandel niet had opgegeven. De verdediging voerde aan dat het bewijs onrechtmatig was verkregen door een huiszoeking die door de politie was uitgevoerd. Het Gerechtshof had eerder geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan valsheid in geschrift, maar de Hoge Raad oordeelde dat de bestreden uitspraak enkel vernietigd moest worden wat betreft het aantal uren onbetaalde arbeid. De Hoge Raad verlaagde het aantal uren onbetaalde arbeid van negentig naar 81 uren, maar verwierp het beroep voor het overige. De Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot strafvermindering. De zaak benadrukt de complexiteit van bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer er sprake is van onrechtmatige bewijsverzameling.