ECLI:NL:HR:2002:AD8881

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00453/01
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake poging tot doodslag en elektronisch toezicht

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van poging tot doodslag. De Hoge Raad behandelt het beroep dat is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Meijers. De zaak betreft een verzoek van de verdediging om de verdachte in aanmerking te laten komen voor elektronisch toezicht, wat niet expliciet door het Hof is behandeld in het verkorte arrest. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet verplicht was om op dit verzoek te beslissen, aangezien de regelgeving omtrent elektronisch toezicht geen wettelijke basis biedt voor een dergelijke beslissing bij onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. De Hoge Raad bevestigt dat de motivering van de opgelegde straf voldoet aan de eisen van artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad verwerpt het beroep, omdat het middel niet tot cassatie kan leiden en er geen gronden zijn voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Het arrest is gewezen op 26 februari 2002.

Uitspraak

26 februari 2002
Strafkamer
nr. 00453/01
SO/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 4 oktober 2000, nummer 23/001941-99, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 3 maart 1999, voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen, - de verdachte ter zake van 1. primair "medeplegen van poging tot doodslag" veroordeeld tot 23 maanden gevangenisstraf. Het Hof heeft de gevangenisstraf ten aanzien van feit 2 bepaald op één maand.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Meijers, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof heeft nagelaten in het verkorte arrest te beslissen op een ter
terechtzitting in hoger beroep door de verdediging gedaan subsidiair verzoek om de verdachte voor elektronisch toezicht in aanmerking te laten komen.
3.2.1. De Rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte. Tevens heeft de Rechtbank de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven. De Officier van Justitie heeft tegen deze uitspraak, voorzover deze het onder 1 tenlastegelegde feit betreft, hoger beroep ingesteld.
3.2.2. Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer in:
"Uiterst subsidiair verzoekt de raadsvrouw het hof, indien het de verdachte zal veroordelen tot een langere gevangenisstraf dan de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te bepalen dat hij in aanmerking komt voor electronisch toezicht."
3.2.3. Het Hof heeft de verdachte ter zake van feit primair veroordeeld tot de hiervoor onder 1 genoemde straf. Het verkorte arrest bevat geen beslissing op het door de verdediging in hoger beroep gedane verzoek omtrent het toepassen van elektronisch toezicht.
3.3. Voorzover het ter terechtzitting in hoger beroep gedane verzoek om te bepalen dat de verdachte in aanmerking komt voor elektronisch toezicht moet worden opgevat als een verzoek dat in geval van oplegging van vrijheidsstraf deze geheel dan wel gedeeltelijk voorwaardelijk zal worden opgelegd - nu gelet op de omtrent dit toezicht bestaande regelgeving alleen bij die door de hechter te bepalen modaliteit van de vrijheidsstraf elektronisch toezicht mogelijk is - bestond voor het Hof niet de verplichting daaromtrent bepaaldelijk een beslissing te geven. De motivering van de opgelegde straf voldoet voorts aan het bepaalde in art. 359, zesde lid, Sv.
Voorzover het hier bedoelde verzoek moet worden opgevat als een verzoek om bij oplegging van onvoorwaardelijke vrijheidsstraf te bepalen dat bij de tenuitvoerlegging daarvan elektronisch toezicht zal worden toegepast, bestond voor het Hof evenmin de verplichting om daaromtrent bepaaldelijk een beslissing te geven, nu voor het geven van een dergelijke opdracht een wettelijke basis ontbreekt.
3.4. Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden ver-nietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en J.P. Balkema, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 26 februari 2002.