ECLI:NL:HR:2002:AD8832
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- A. Hammerstein
- C.B. Bavinck
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onderzoek naar beleid en gang van zaken van De Vries Robbé N.V.
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een verzoek om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de naamloze vennootschap De Vries Robbé N.V. Dit verzoek was ingediend door de Advocaat-Generaal bij het Gerechtshof te Amsterdam, met als doel om redenen van openbaar belang een diepgaand onderzoek te laten uitvoeren over de periode van april 1997 tot april 1998. De Ondernemingskamer had eerder op 22 juni 2000 al een onderzoek bevolen naar de gang van zaken van De Vries Robbé, en de Hoge Raad moest nu beoordelen of de vordering van de Advocaat-Generaal terecht was afgewezen door de Ondernemingskamer.
De Hoge Raad oordeelde dat de Ondernemingskamer niet onterecht had geoordeeld dat de vordering van de Advocaat-Generaal niet in strijd was met de reeds bevolen enquête. De Hoge Raad benadrukte dat de bevoegdheid van de Advocaat-Generaal om een onderzoek te vorderen niet beperkt is tot gevallen waarin nog geen ander onderzoek is bevolen. De Ondernemingskamer had voldoende redenen van openbaar belang kunnen vaststellen die een aanvullend onderzoek rechtvaardigden, vooral gezien de zorgen over de misleiding van het beleggend publiek door de vennootschap.
De Hoge Raad verwierp het beroep van BTG Holdings B.V. en veroordeelde deze in de kosten van het geding in cassatie. De uitspraak bevestigde de noodzaak van transparantie en verantwoordingsplicht van beursgenoteerde vennootschappen, en onderstreepte het belang van het beschermen van de belangen van aandeelhouders en het publiek.