ECLI:NL:HR:2002:AD8769
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- J.W. van den Berge
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake de waardering van onroerende zaken door het college van burgemeester en wethouders
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door A, die zich als juridisch beleidsmedewerker van de gemeente Leeuwarden presenteert. Het beroep betreft een beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Q voor de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 was vastgesteld op ƒ 3.500.000. Het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden heeft het bezwaar van belanghebbende tegen deze beschikking afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de beschikking vernietigd en de waarde verlaagd tot ƒ 1. A heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft zich in deze zaak gebogen over de vraag of het cassatieberoep ontvankelijk is. De indiener van het beroepschrift, A, heeft niet vermeld dat zij namens het college van burgemeester en wethouders optreedt en heeft geen mandaat of volmacht overgelegd. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien de relevante wetgeving, het college bevoegd is tot het instellen van beroep in cassatie, maar dat deze bevoegdheid niet kan worden uitgeoefend door A zonder de juiste mandatering. Aangezien er geen bewijs is dat A bevoegd was om het beroep in te stellen, verklaart de Hoge Raad het cassatieberoep niet-ontvankelijk.
De Hoge Raad heeft ook beslist over de proceskosten en heeft de gemeente Leeuwarden aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. De kosten zijn vastgesteld op € 644. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 1 februari 2002.