ECLI:NL:HR:2002:AD8760
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de belastingaanslag en deelname aan een piramidespel
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 10 december 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996 heeft bevestigd. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 39.818. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld, waarbij de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende in 1996 deelnam aan een piramidespel georganiseerd door B B.V. Belanghebbende heeft uit deze deelname geen voordeel genoten. Het piramidespel was zodanig georganiseerd dat deelnemers een inleg van ƒ 5000 moesten betalen, waarvan een deel door de organisator werd behouden en de rest werd verdeeld onder eerdere deelnemers. De Hoge Raad oordeelt dat de deelname aan het piramidespel niet kan worden aangemerkt als een bron van inkomen, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij redelijkerwijs een voordeel kon verwachten uit zijn deelname.
De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk is. De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van het Hof.