ECLI:NL:HR:2002:AD8556
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en beoordeling van klachten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 februari 2001, nr. P99/2916, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 76.529. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 62.166. Belanghebbende was het niet eens met deze uitspraak en heeft beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde, de uitspraak van de Inspecteur vernietigde en de aanslag verder verlaagde tot een belastbaar inkomen van ƒ 58.166.
Tegen de uitspraak van het Hof heeft belanghebbende cassatie ingesteld en daarbij verschillende klachten aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in overweging genomen en geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2002 door de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter, samen met de raadsheren C.B. Bavinck en J.C. van Oven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff.