ECLI:NL:HR:2002:AD8189

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R00/102HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • D.H. Beukenhorst
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsovereenkomst en bedrijfsschadevergoeding na overdracht van het hotel/resort

In deze zaak heeft Sonesta Hotels of Anguilla Ltd. (hierna: Sonesta) cassatie ingesteld tegen Ennia Caribe Schade N.V. (hierna: Ennia) naar aanleiding van een geschil over de dekking van een bedrijfsschadeverzekering. De zaak begon met een verzoekschrift van Sonesta aan het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, waarin zij vorderingen indiende tegen Ennia met betrekking tot schadevergoeding voor bedrijfsschade die voortvloeide uit de orkaan Luis die Anguilla op 5 en 6 september 1995 trof. Sonesta stelde dat Ennia dekking moest verlenen voor de schade die Casablanca, de oorspronkelijke verzekerde, had geleden en dat de uitkering op een escrow-rekening moest worden gestort totdat de gerechtigden waren vastgesteld.

Het Gerecht in Eerste Aanleg oordeelde dat Ennia dekking moest verlenen aan Casablanca tot de datum van overdracht van het hotel aan Sonesta, en aan Sonesta vanaf die datum. Ennia ging in hoger beroep, en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie bevestigde het tussenvonnis maar vernietigde het eindvonnis, waarbij het oordeelde dat Sonesta slechts aanspraak kon maken op een vergoeding voor bedrijfsschade gedurende een periode van maximaal dertien weken na de schadeveroorzakende gebeurtenis, omdat de verzekeringsovereenkomst niet voorzag in dekking voor de nieuwe eigenaar na de overdracht.

Sonesta ging in cassatie, waarbij de Hoge Raad de vraag moest beantwoorden of de overdracht van het hotel aan Sonesta betekende dat de verzekeringsovereenkomst niet langer dekking bood voor de geleden schade. De Hoge Raad oordeelde dat de verzekering uitsluitend dekking bood voor het belang van de oorspronkelijke verzekerde, Casablanca, en dat Sonesta, door de overdracht, haar recht op schadevergoeding had verloren. De Hoge Raad verwierp het beroep van Sonesta en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie.

Uitspraak

28 juni 2002
Eerste Kamer
Nr. R00/102HR
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de vennootschap naar vreemd recht SONESTA HOTELS OF ANGUILLA LTD., gevestigd op Anguilla, Brits West Indië,
EISERES tot cassatie,
advocaat:voorheen mr. S.V. Langeveld,
thans mr. G.C. Makkink,
t e g e n
ENNIA CARIBE SCHADE N.V., gevestigd op Curaçao, Nederlandse Antillen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 7 januari 1997 gedateerd verzoekschrift heeft eiseres tot cassatie - verder te noemen: Sonesta - zich gewend tot het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, en - na wijziging van eis - gevorderd voor recht te verklaren:
- dat verweerster in cassatie - verder te noemen: Ennia - aan zowel Casablanca als Sonesta dekking moet verlenen en alle bedrijfsschade onder limieten en voor de waarden van de polis aan hen moet vergoeden;
- dat de uitkering over de periode 5 september 1995 tot en met 30 september 1995 wordt gestort op een escrow-rekening als niet vastgesteld kan worden dat Casablanca/Sonesta de enige gerechtigden zijn;
- dat Ennia alle directe en indirecte bedrijfsschade dient te vergoeden waaronder ook schade als gevolg van minder toeristenaanbod, dit onder limieten en voorwaarden van de polis.
Ennia heeft de vorderingen gemotiveerd bestreden.
Na een tussenvonnis van 14 september 1998 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg bij eindvonnis van 19 april 1999 voor recht verklaard dat Ennia ingevolge de bedrijfsschadeverzekering in kwestie dekking moet verlenen aan Casablanca tot de datum van overdracht (te betalen aan Sonesta voor zover aan Sonesta gecedeerd) en aan Sonesta vanaf de datum van overdracht; voorts heeft het Gerecht voor recht verklaard dat voor zover niet vaststaat aan wie over de periode 5 - 30 september 1995 uitgekeerd moet worden de uitkering op een escrow-rekening wordt gestort ten name van Casablanca/Sonesta en FDR, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen beide vonnissen heeft Ennia hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Sonesta heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij vonnis van 2 mei 2000 heeft het Hof op het principaal appel het tussenvonnis van 14 september 1998, waarvan beroep, bevestigd, het bestreden eindvonnis van 19 april 1999 vernietigd en in zoverre opnieuw rechtdoende voor recht verklaard dat Sonesta jegens Ennia een vorderingsrecht heeft ter zake van de in artikel 1.1 van de verzekeringsvoorwaarden bedoelde bedrijfsschade van Casablanca over een periode van maximaal 13 weken, aanvangende op 6 september 1995, en het meer of anders gevorderde afgewezen. In het incidenteel appel heeft het Hof het beroep verworpen wegens gebrek aan belang.
Het vonnis van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van het Hof heeft Sonesta beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Ennia heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof ter verdere behandeling en beslissing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
(i) Ennia heeft, als verzekeraar, op 28 februari 1994 een verzekeringsovereenkomst gesloten met Casablanca Resorts Anguilla Ltd. (hierna: Casablanca), als verzekerde, met betrekking tot het aan Casablanca in eigendom toebehorende hotel/resort te Anguilla. De verzekering gaf onder meer dekking voor bedrijfsschade gedurende maximaal 104 weken en tot een maximum bedrag van US$ 5.5 miljoen.
(ii) De op deze bedrijfsschadeverzekering van toepassing zijnde algemene voorwaarden houden onder meer in:
"1. Extent of cover:
1.1. This insurance covers net profit and all standing charges if the business hereinbefore described in this policy is brought wholly or partly to a standstill or is interrupted as a consequence of material damage to and/or destruction of the buildings and/or contents of the buildings and annexes and/or objects located on this site (all being the property of the insured and/or of the insured and/or of third parties), caused by one or more of the perils mentioned in art. 2.1 to 2.11 incl. or in consequences of the occurrence of one or more of the perils mentioned in art. 2.12 and 2.13.
(...).
5. Period of indemnity
(...).
5.3. Regardless of the expiry date of this policy, the period of indemnity shall be limited to the number of succesive weeks mentioned in this policy. If, after the occurrence, however, the insured's business is permanently discontinued or liquidated or if, within 8 weeks after the occurrence, no efforts have been made to restore the business to its capacity prior to the occurrence, the period of indemnity shall be reduced to 13 weeks (...).
(...).
23. Transfer of interest
23.1. In case of transfer of the insured interest the following provisions apply:
23.1.1. In case of transfer by contract the insurance wil continue in favour of the new interested party for the time of 1 month from the date the risk had been transferred in accordance with the said contract. The insurance will continue also beyond the said period provided the new interested party, within 8 days from the date of the transfer of the risk, has given advice of same in writing to the insurers and provided the insurers did not, within a fortnight after the said advice, inform the new acquirer by means of a registered letter or by legal writ that they do not wish to continue the insurance."
(iii) Op 5 en 6 september 1995 werd Anguilla getroffen door de orkaan Luis. Ten gevolge hiervan is het hotel/resort beschadigd. Een orkaan is een "peril" in de zin van art. 1 van de verzekeringsvoorwaarden. De exploitatie van het hotel/resort, die door de orkaan was komen stil te liggen, is op 18 januari 1996 weer hervat.
(iv) Nadat Casablanca en Sonesta op 25 augustus 1995 een "letter of intent" hadden ondertekend, heeft Casablanca op 10 november 1995 het hotel/resort voor de daarin genoemde koopprijs van US$ 10 miljoen aan Sonesta verkocht. De overdracht vond op 28 november 1995 plaats.
(v) Casablanca heeft haar aanspraken/rechten op schadepenningen op grond van de bedrijfsschadeverzekering ter zake van schade als gevolg van de orkaan Luis op 28 november 1995 en 21 maart 1996 aan Sonesta gecedeerd. Ennia heeft beide cessies erkend.
3.2 Ennia heeft de hiervoor onder 1 weergegeven vordering, strekkende tot vergoeding aan Casablanca en Sonesta van de tengevolge van de orkaan geleden bedrijfsschade, bestreden met onder meer een beroep op art. 5.3 van de verzekeringsvoorwaarden. Ennia stelt zich daarbij op het standpunt dat de overdracht van het hotel/resort op 28 november 1995 door Casablanca aan Sonesta meebrengt dat "the insured's business is permanently discontinued" in de zin van die bepaling zodat "the period of indemnity" slechts dertien weken omvat.
3.3 Het Gerecht heeft dit verweer verworpen op de grond dat, beoordeeld naar de wettelijke maatstaf in verzekeringsovereenkomsten, de overdracht niet gelijk gesteld kan worden met het staken van de onderneming, aangezien de wet aan die overdracht de voortzetting van de verzekering ten behoeve van de verkrijger verbindt, en dat de verzekeringsovereenkomst daar in artikel 23 van de verzekeringsvoorwaarden bij aanknoopt.
3.4 Het Hof achtte het door Ennia gevoerde verweer gegrond. Daartoe overwoog het:
"4.4.1. De eerste vraag die zal worden beantwoord is gedurende welke periode op grond van de onderhavige verzekeringsovereenkomst jegens Ennia aanspraak kan worden gemaakt op de geleden bedrijfsschade.
4.4.2. Casablanca is in de onderhavige verzekeringsovereenkomst (een van ) de verzekerden. Er is geen verzekering ten behoeve van een derde gesloten. Blijkens artikel 1.1 van de verzekeringsvoorwaarden in verbinding met pagina 1 van het polisblad voorziet de verzekering in de dekking van het risico van winstderving en van de uitgaven van vaste lasten indien de onderneming van de verzekerde geheel of gedeeltelijk tot stilstand wordt gebracht. Gelet hierop moet artikel 5.3 van de verzekeringsvoorwaarden aldus worden uitgelegd dat sprake is van "permanently discontinue" van "the insured's business" als het hotel/resort door de verzekerde (lees: Casablanca) niet blijvend wordt voortgezet. De uitleg van Sonesta dat onder de "insured's business" moet worden verstaan het hotel/resort, ongeacht wie het hotel exploiteert wordt verworpen. Aanvaarding van deze uitleg zou in strijd zijn met het beginsel dat een verzekering, behoudens wanneer het tegendeel wordt overeengekomen, uitsluitend strekt ter dekking van het belang van de verzekerde. Bovendien zou de uitleg van Sonesta betekenen dat de verzekeraar niet de vrijheid zou hebben te beslissen om een verzekerde die hem niet aanstaat niet of (zoals in casu) niet langer te accepteren. Dit is met name van belang in een geval als het onderhavige waarbij de omvang van de verzekerde schade c.q. het door de verzekeraar te dekken risico in belangrijke mate afhankelijk is van de wijze waarop het hotel/resort door de verzekerde wordt geëxploiteerd. Gelet op het bepaalde in artikel 23.1.1 van de verzekeringsvoorwaarden heeft de verzekeraar van zijn bevoegdheid tot weigering van een opvolgend eigenaar van het hotel/resort als verzekerde geen afstand gedaan, nu dit artikel de verzekeraar de mogelijkheid biedt om de verzekering met die opvolger niet voort te zetten.
4.4.3. Gelet op het vorenstaande kan op grond van de onderhavige verzekeringsovereenkomst jegens Ennia slechts gedurende maximaal de in artikel 5.3 van de verzekeringsvoorwaarden genoemde termijn van 13 weken aanspraak worden gemaakt op vergoeding van de in artikel 1.1 van die voorwaarden bedoelde bedrijfsschade."
3.5 Bij de beoordeling van het cassatiemiddel moet het volgende tot uitgangspunt worden genomen. Het door de onderhavige bedrijfsschadeverzekering verzekerde belang is het belang dat de verzekerde heeft bij een ongestoorde bedrijfsuitoefening. Naar haar aard biedt een dergelijke verzekering - in het algemeen gedurende een bepaalde periode en tot een bepaald maximum - dekking voor verlies aan bedrijfsinkomsten in het geval de exploitatie geheel of ten dele onmogelijk is geworden als gevolg van beschadiging van in de verzekeringsvoorwaarden omschreven zaken waarin en waarmee het bedrijf wordt uitgeoefend, indien deze schade is veroorzaakt door een of meer van de in die voorwaarden vermelde gebeurtenissen. Een verzekerde die het verzekerde bedrijf overdraagt aan een derde zal daardoor in het algemeen het verzekerde belang verliezen, terwijl de nieuwe gerechtigde de belanghebbende wordt. In beginsel is een bedrijfsschadeverzekering niet een verzekering van een of meer zaken, zodat een verzekerd voorwerp ontbreekt. Dit betekent dat art. 330 lid 1 WvK NA - evenals art. 263 K - in de regel op dergelijke verzekeringen niet van toepassing is, nu deze bepaling slechts een regeling geeft voor het geval voorwerpen (zaken) verzekerd zijn en deze worden verkocht of in eigendom overgaan. Dit is alleen anders in gevallen waarin bij dezelfde overeenkomst waarbij een overeenkomst tot verzekering van voorwerpen (zaken) wordt gesloten, een overeenkomst tot verzekering van bedrijfsschade als bijkomstige verzekering tot stand komt, hetgeen zich met name zal voordoen indien bij een verzekeringsovereenkomst niet alleen de zaken waarin en waarmee het bedrijf wordt uitgeoefend zijn verzekerd tegen beschadiging door bepaalde gebeurtenissen, maar ook dekking wordt verleend tegen bedrijfsschade tengevolge van het door die beschadiging tijdelijk onmogelijk worden van de bedrijfsuitoefening. Aan de hand van de desbetreffende verzekeringsovereenkomst moet worden vastgesteld welke belangen verzekerd zijn en kan de vraag beantwoord worden of de regeling van art. 330 lid 1 daarop van toepassing is. Het Hof heeft slechts vastgesteld dat de onderhavige verzekeringsovereenkomst onder meer bestaat uit een bedrijfsschadeverzekering, terwijl partijen dit punt niet in hun debat hebben betrokken. In cassatie moet dan ook ervan worden uitgegaan dat art. 330 lid 1 niet van toepassing is. Art. 23.1 van de verzekeringsvoorwaarden bevat echter een regeling voor de gevolgen van "transfer of the insured interest".
3.6.1 De onderdelen 2.3 en 2.4 richten zich tegen de hiervoor in 3.4 weergegeven overwegingen van het Hof met de klacht, kort samengevat, dat het Hof een onbegrijpelijke uitleg heeft gegeven aan de verzekeringsvoorwaarden, in het bijzonder de artikelen 5.3 en 23.1.1.
3.6.2 Het Hof heeft bij zijn uitleg van de verzekeringsvoorwaarden kennelijk tot uitgangspunt genomen het beginsel dat een verzekering, behoudens wanneer het tegendeel wordt overeengekomen, uitsluitend strekt tot dekking van het belang van de verzekerde, zodat in dit geval moet worden aangenomen dat alleen verzekerd is het belang dat Casablanca heeft bij het uitblijven van het risico van winstderving en van de uitgaven van vaste lasten indien haar onderneming geheel tot stilstand wordt gebracht, kort gezegd het belang van Casablanca bij een ongestoorde bedrijfsuitoefening. Blijkens hetgeen hiervóór in
3.5 is overwogen, is dit uitgangspunt juist en moet voorts worden aangenomen dat Casablanca met de overdracht van de verzekerde bedrijfsuitoefening aan een derde (Sonesta) het verzekerd belang heeft verloren. Tegen deze achtergrond is niet onbegrijpelijk dat het Hof heeft geoordeeld dat art. 5.3 van de verzekeringsvoorwaarden niet, zoals Sonesta had bepleit, aldus moet worden uitgelegd dat ingevolge die bepaling de verzekering dekking biedt tegen ongestoorde bedrijfsuitoefening, ongeacht wie het hotel/resort exploiteert. Daarbij heeft het Hof kennelijk en niet onbegrijpelijk art. 5.3 gelezen als een regeling omtrent de "period of indemnity" met het oog op de aan de verzekerde Casablanca te vergoeden schade en niet als een regeling omtrent de gevolgen van de overdracht van het bedrijf voor de aanspraken van de opvolgende exploitant.
Bij het hiervoor vermelde uitgangspunt (dat, behoudens wanneer het tegendeel is overeengekomen, slechts het belang van de verzekerde is verzekerd) is evenmin onbegrijpelijk dat het Hof heeft geoordeeld dat voor het antwoord op de vraag gedurende welke periode jegens Ennia aanspraak kan worden gemaakt op de geleden bedrijfsschade (zie rov. 4.4.1) aan art. 5.3 van de verzekeringsvoorwaarden deze betekenis toekomt dat de in de verzekeringsvoorwaarden voorziene korte uitkeringsperiode van (in beginsel) dertien weken, en niet de lange uitkeringsperiode van maximaal 104 weken van toepassing is, omdat de overdracht van het bedrijf het geval oplevert dat "the insured's business is permanently discontinued" in de zin van art. 5.3.
3.6.3 Het bepaalde in art. 330 lid 1 WvK NA en in art. 23.1 van de verzekeringsvoorwaarden maakt deze uitleg van art. 5.3 niet onbegrijpelijk. Zoals hiervóór in 3.5 is overwogen, komt aan art. 330 lid 1 in het onderhavige geval geen betekenis toe. Art. 23.1 van de verzekeringsvoorwaarden moet, naar het Hof kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld, aldus worden uitgelegd dat dit artikellid meebrengt dat Ennia aan Sonesta, die na de overdracht van het bedrijf ingevolge art. 23.1 als nieuwe verzekerde moet worden beschouwd, dekking dient te verlenen voor door deze geleden bedrijfsschade indien een schadeveroorzakende gebeurtenis zich mocht voordoen in de periode gedurende welke de verzekering na die overdracht met Sonesta wordt voortgezet. Dat is derhalve een andere situatie dan zich hier voordoet, namelijk het geval waarin de schadeveroorzakende gebeurtenis zich vóór die overdracht heeft voorgedaan en waarin Sonesta, naar het Hof kennelijk heeft aangenomen, slechts ingevolge cessie aanspraak kon maken op de aan de oorspronkelijk verzekerde Casablanca toekomende uitkering.
3.7 Onderdeel 5, dat zich richt tegen rov. 4.5 tot en met 4.7 waarin het Hof een aantal stellingen van Sonesta beoordeelt en afwijst, tegen rov. 4.8 waarin het Hof aangeeft tot welke beslissingen de voorafgaande overwegingen leiden en tegen rov. 4.9.2 en 4.9.3 waarin het Hof oordeelt dat Sonesta geen belang heeft bij haar incidentele grieven, neemt als uitgangspunt de door Sonesta verdedigde, doch door het Hof niet aanvaarde uitleg van de verzekeringsvoorwaarden op grond waarvan Ennia gehouden zou zijn tot vergoeding van de geleden bedrijfsschade over een langere periode dan dertien weken. Uit het hiervoor onder 3.6 overwogene volgt dat dit uitgangspunt onjuist is, zodat dit onderdeel faalt.
3.8 De onderdelen 1 en 2 richten zich eveneens tegen het in rov. 4.9.2 en 4.9.3 vervatte oordeel van het Hof dat Sonesta geen belang heeft bij haar incidentele grieven die betrekking hebben op (de omvang van) na de periode van dertien weken voorgevallen bedrijfsschade. Ook deze onderdelen falen nu dit oordeel berust op en voortvloeit uit 's Hofs, door Sonesta blijkens het hiervoor onder 3.6 overwogene tevergeefs bestreden, uitleg van de verzekeringsvoorwaarden. Anders dan onderdeel 1 betoogt kan Sonesta, zoals reeds volgt uit het hiervoor onder 3.5 overwogene, ter ondersteuning van haar standpunt geen beroep doen op het in art. 330 lid 1 WvK NA bepaalde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Sonesta in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Ennia begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, A.G. Pos, D.H. Beukenhorst en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 28 juni 2002.