ECLI:NL:HR:2002:AD7773
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toelaatbaarheid van voorzieningen in de vennootschapsbelasting met betrekking tot VUT-regelingen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X BV tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de vennootschapsbelasting voor het jaar 1997 aan de orde is. De belanghebbende, X BV, had een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd gekregen van f 758.944, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep van X BV ongegrond, waarna de belanghebbende in cassatie ging. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, en de Advocaat-Generaal T. Groeneveld concludeerde tot ongegrondverklaring van het beroep.
De zaak draait om de vraag of X BV een passiefpost in de balans mag opnemen voor toekomstige verplichtingen met betrekking tot de VUT-regeling. Het Hof had geoordeeld dat er geen grond was voor het in aanmerking nemen van een verplichting ter zake van toekomstige bijdragen aan de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding. Dit oordeel was gebaseerd op de vaststelling dat de financiering van de VUT-regeling op omslagbasis geschiedt en dat er geen kans is op naheffingen bij werkgevers. Het Hof concludeerde dat de toekomstige uitgaven niet gerelateerd zijn aan de huidige werknemers en dus niet aan de balansdatum kunnen worden toegerekend.
De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat de motivering voldoende begrijpelijk was. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de uitspraak van het Hof in stand bleef. Dit arrest benadrukt de strikte voorwaarden waaronder voorzieningen in de vennootschapsbelasting kunnen worden opgenomen, vooral in het kader van collectieve regelingen zoals de VUT-regeling.