ECLI:NL:HR:2002:AD7358
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- A.G. Pos
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over loonvordering en reïntegratieverplichting in arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft eiser, een voormalig werknemer van PTT, cassatie ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank te Middelburg. Eiser had PTT gedagvaard voor de Kantonrechter te Terneuzen, waarbij hij vorderingen had ingesteld voor het betalen van achterstallig loon en schadevergoeding wegens het niet nakomen van reïntegratieverplichtingen door PTT. De Kantonrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen, met uitzondering van de ontbindingsvergoeding die aan eiser was toegekend. Eiser heeft hoger beroep ingesteld, maar de Rechtbank heeft het vonnis van de Kantonrechter bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 1 maart 2002 geoordeeld dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat eiser niet ontvankelijk was in zijn vordering tot betaling van achterstallig loon. De Hoge Raad benadrukt dat de bijzondere aard van de wettelijke regeling betreffende de arbeidsovereenkomst meebrengt dat de rechter bij de beoordeling van de vordering rekening moet houden met alle relevante factoren, inclusief de tekortkomingen van PTT in de reïntegratieverplichting. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van de Rechtbank en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft PTT veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van eiser zijn begroot op € 1.902,26. Dit arrest benadrukt de rechten van werknemers in het kader van loonvorderingen en de verplichtingen van werkgevers met betrekking tot reïntegratie.