ECLI:NL:HR:2002:AD7340
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- C.H.M. Jansen
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van eerdere arresten inzake vervoerovereenkomst en aansprakelijkheid van Caribbean Rice
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de rechtspersoon MUND & FESTER OHG, gevestigd te Hamburg, en de vennootschap CARIBBEAN RICE INDUSTRY LTD. N.V., gevestigd te Curaçao. MUND & FESTER had Caribbean Rice gedagvaard voor de Rechtbank te Rotterdam, waarbij zij vorderde dat Caribbean Rice zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 501.733,26, vermeerderd met wettelijke rente. De Rechtbank wees de vordering af, waarna MUND & FESTER in hoger beroep ging bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het Hof bekrachtigde het vonnis van de Rechtbank, wat leidde tot het cassatieberoep van MUND & FESTER.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd met betrekking tot de vraag of Caribbean Rice als vervoerder onder het cognossement moest worden aangemerkt. Het Hof had ten onrechte aangenomen dat Caribbean Rice zich niet had verbonden tot het vervoer van de lading, enkel omdat de lading eigendom was van Caribbean Rice. De Hoge Raad vernietigde de arresten van het Gerechtshof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd Caribbean Rice veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van MUND & FESTER waren begroot op € 4.353,86 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de noodzaak om de voorwaarden waaronder een vervoerovereenkomst tot stand komt, zorgvuldig te beoordelen, vooral in gevallen waar de vervoerder ook eigenaar van de lading is. De zaak zal nu verder worden behandeld door het Gerechtshof te Amsterdam, waar de relevante feiten en omstandigheden opnieuw zullen worden onderzocht.