ECLI:NL:HR:2002:AD7317
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- A.G. Pos
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vordering tot betaling na afwijzing door Kantonrechter
In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door mr. G.C. Makkink, [betrokkene A] gedagvaard voor de Kantonrechter te Enschede met de vordering om een bedrag van ƒ 45.336,69 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De Kantonrechter heeft op 19 februari 1998 de vordering afgewezen. Eiseres heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Almelo. Na het overlijden van [betrokkene A] heeft verweerster, als rechtsopvolgster, de procedure voortgezet. De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 17 februari 1999 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 22 september 1999 het vonnis van de Kantonrechter bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen dit eindvonnis. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Plaatsvervangend Procureur-Generaal strekte tot verwerping van het beroep, met veroordeling van eiseres in de kosten. De advocaat van eiseres heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad heeft op 25 januari 2002 het beroep verworpen en eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 565,95 aan verschotten en € 455,-- voor salaris.