ECLI:NL:HR:2002:AD6632
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Huwelijksverplichtingen en alimentatie na schijnhuwelijk
In deze zaak heeft de man, verzoeker tot cassatie, een verzoek ingediend bij de Rechtbank te 's-Gravenhage om de uitkering tot levensonderhoud aan de vrouw, verweerster in cassatie, te wijzigen. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat hun huwelijk slechts een schijnhuwelijk was, aangegaan voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning. De Rechtbank heeft het verzoek van de man afgewezen, waarna het Gerechtshof te 's-Gravenhage de beschikking van de Rechtbank heeft bekrachtigd. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het huwelijk tussen de man en de vrouw rechtsgeldig is, ongeacht de beweringen van de man over de aard van het huwelijk. De wet biedt een duidelijke regeling voor de totstandkoming van huwelijken en de voorwaarden waaronder deze nietig kunnen worden verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtsgeldigheid van het huwelijk niet kan worden aangetast door de stelling dat het huwelijk enkel voor bepaalde (rechts)gevolgen is gesloten. Dit betekent dat de onderhoudsverplichting die voortvloeit uit het huwelijk, ook na de echtscheiding, blijft bestaan.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van de man en bevestigt dat de alimentatieverplichting aan de vrouw blijft bestaan, ongeacht de financiële situatie van de man. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgeldigheid van huwelijken en de bijbehorende verplichtingen, ongeacht de persoonlijke omstandigheden van de betrokken partijen. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 1 februari 2002.