ECLI:NL:HR:2002:AD6266
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- G.J.M. Corstens
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A.J.A. van Dorst
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over het bezit van een beschermde vogel en de toepassing van de Vogelwet 1936
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 mei 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1949 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld door de economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Roermond voor het opzettelijk in bezit hebben van een beschermde vogel, de havik (Accipiter gentilis), op 31 juli 1998 in de gemeente Beesel. Het Hof had het vonnis bevestigd, behoudens de strafoplegging, en bepaald dat er geen straf of maatregel zou worden opgelegd.
De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J. Wouters. De Advocaat-Generaal, Wortel, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de relevante bepalingen van de Vogelwet 1936 in overweging genomen, met name artikel 7, dat het verboden stelt om beschermde vogels onder zich te hebben, en artikel 20, dat uitzonderingen op deze regel kan toestaan indien de houder kan aantonen dat de vogels op geoorloofde wijze zijn verkregen.
De Hoge Raad oordeelde dat de havik niet valt onder de soorten waarvoor de uitzondering geldt, omdat de verdachte niet kon aantonen dat de vogel op legale wijze was verkregen. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen redenen waren om de bestreden uitspraak te vernietigen. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere veroordeling van de verdachte en verwerpt het beroep.