ECLI:NL:HR:2002:AD6247
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een arrest in een strafzaak betreffende overtreding van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1947 en wonende in [woonplaats], was eerder door het Hof veroordeeld voor het opzettelijk overtreden van artikel 14, eerste lid, van de Meststoffenwet. De zaak betreft de uitbreiding van de productie van dierlijke meststoffen op zijn varkensbedrijf in 1997, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het overschrijden van de toegestane mestproductie. De advocaat van de verdachte, mr. A.A.M. van Beek, heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarin werd betoogd dat het Hof ten onrechte had verzuimd zelfstandig vast te stellen of de mestproductie vergeleken met de referentiehoeveelheid was uitgebreid.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal Machielse gevolgd, die had gepleit voor vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing naar een aangrenzend hof. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had onderbouwd welke productie van dierlijke meststoffen ten tijde van de Interimwet was toegestaan, en dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen was omkleed. Het verweer van de verdachte, dat hij bij de opgave van zijn mestproductierechten was afgegaan op een foutieve berekening, werd door het Hof verworpen, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit verweer niet voldoende was onderzocht.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar de zaak opnieuw zal worden berecht. Dit arrest benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak voor de rechter om zelfstandig vast te stellen of aan de wettelijke vereisten is voldaan, vooral in zaken die betrekking hebben op milieuwetgeving en de Meststoffenwet.