ECLI:NL:HR:2002:AD6244

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03835/00
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor belastingfraude en valsheid in geschrift

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder belastingfraude en valsheid in geschrift. De Hoge Raad behandelt het beroep dat is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Baumgardt. De veroordeling door het Hof was het gevolg van een eerdere uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam, die op 23 september 1999 had geoordeeld. De verdachte is onder andere beschuldigd van het opzettelijk indienen van onjuiste belastingaangiften en het niet nakomen van verplichtingen uit de Coördinatiewet sociale verzekering.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen van cassatie die door de verdediging zijn ingediend, niet tot cassatie kunnen leiden. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad sluit zich hierbij aan. De Hoge Raad stelt vast dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak, noch ambtshalve. De beoordeling van de middelen toont aan dat de inhoud van de bewijsmiddelen voldoende is gemotiveerd, ondanks de klachten van de verdediging over de bewijsvoering.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt de eerdere veroordeling van de verdachte. Dit arrest is uitgesproken op 22 januari 2002 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend-griffier.

Uitspraak

22 januari 2002
Strafkamer
nr. 03835/00
Ats/LD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 juli 2000, nummer 22/000420-00, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1961, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 23 september 1999 - de verdachte ter zake van
1. "medeplegen van een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd", 2. "medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd", 3. "medeplegen van opzettelijk niet nakomen van een in artikel 10 van de Coördinatiewet sociale verzekering bedoelde verplichting, meermalen gepleegd",
4. "een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd", 5. "opzettelijk niet nakomen van een in artikel 10 van Coördinatiewet sociale verzekering bedoelde verplichting, meermalen gepleegd" en 6. "valsheid in geschrift" veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
2.Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1. Het middel richt zich op een onder nr. 7 in de aanvulling op het bestreden arrest opgenomen bewijsmiddel, inhoudende een bewijs van opneming in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van de gemeente Schiedam d.d. 12 maart 1997, behelzende dat [de broer] per 6 juni 1996 stond ingeschreven op het adres [adres]. De klacht houdt in dat zonder nadere motivering, welke in het bestreden arrest ontbreekt, de inhoud van het betreffende bewijsmiddel redengevende kracht mist.
3.2. De inhoud van het desbetreffende bewijsmiddel is niet redengevend voor de bewezenverklaring. Dat staat echter in het onderhavige geval, gelet op de inhoud van de overige gebezigde bewijsmiddelen, aan een behoorlijke motivering van de bewezenverklaring niet in de weg.
3.3. Het middel kan dus niet tot cassatie leiden.
4. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden,
terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en E.J. Numann, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 22 januari 2002.