ECLI:NL:HR:2002:AD5774
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over huurgeschil en schadevergoeding tussen eiser en verweerder
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.G.E. de Vries, verweerder gedagvaard voor de Kantonrechter te Groningen. Eiser vorderde betaling van huurtermijnen en schadevergoeding voor beschadigingen aan zijn eigendommen, alsook ontbinding van de huurovereenkomst wegens wanprestatie door verweerder. De Kantonrechter heeft na verschillende tussenvonnissen en getuigenverhoren op 24 juni 1998 een eindvonnis gewezen, waarbij verweerder werd veroordeeld tot betaling van ƒ 15.630,-- aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente. Verweerder ging in hoger beroep bij de Rechtbank te Groningen, die op 19 november 1999 het vonnis van de Kantonrechter vernietigde en de vorderingen van eiser afwees, terwijl eiser werd veroordeeld tot terugbetaling van ƒ 19.600,-- aan verweerder.
Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen. Het arrest is op 25 januari 2002 gewezen en in het openbaar uitgesproken door de raadsheren.