ECLI:NL:HR:2002:AD3908
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag omzetbelasting en de kwalificatie van een gemeentelijke bijdrage
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende, een stichting die zich bezighoudt met de verhuur van onroerende zaken, is opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 1991 tot en met 31 december 1991. De naheffingsaanslag bedraagt ƒ 222.000 aan enkelvoudige belasting. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de bijdrage die belanghebbende van de gemeente ontving, moet worden aangemerkt als een vergoeding voor een door belanghebbende aan de gemeente verleende dienst. Het Hof had geoordeeld dat de bijdrage bedoeld was om de consumentenprijs van de huur van een parkeerplaats te verlagen, wat zou bijdragen aan een lonende exploitatie van de parkeergarage. De Hoge Raad oordeelt echter dat de werkzaamheden van belanghebbende, waaronder het realiseren van een parkeergarage en het beschikbaar stellen van parkeerplaatsen, geen voordeel voor de gemeente opleveren in de zin van de belastingwetgeving. Hierdoor zijn deze prestaties niet aan te merken als een dienst in de zin van de Wet op de omzetbelasting.
De Hoge Raad verklaart het beroep van belanghebbende gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur, en vernietigt de naheffingsaanslag. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof, vastgesteld op ƒ 2840 (€ 1288,74).