ECLI:NL:HR:2002:AD3688
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- J.W. van den Berge
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslagen onroerendezaakbelastingen gemeente Pijnacker en het vertrouwensbeginsel
In deze zaak gaat het om navorderingsaanslagen in de onroerendezaakbelastingen opgelegd aan belanghebbende voor het jaar 1998 door de gemeente Pijnacker. De aanslagen zijn gebaseerd op een heffingsgrondslag van ƒ 665.000 en zijn na bezwaar door de directeur van de sector Middelen a.i. gehandhaafd. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de directeur heeft bevestigd. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal Th. Groeneveld in overweging genomen, die op 23 juli 2001 had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en de navorderingsaanslag. De Hoge Raad oordeelt dat het middel slaagt voor zover het betreft de verwerping door het Hof van het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel. Het Hof heeft in zijn uitspraak niet vastgesteld of het beroep op het vertrouwensbeginsel terecht was en heeft dit niet naar de eisen der wet gemotiveerd. Hierdoor kan in cassatie niet worden getoetst of het beroep terecht is verworpen.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens wordt de gemeente Pijnacker veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende. De zaak betreft de toepassing van de cultuurgrondvrijstelling en de gevolgen van eerdere beslissingen van de gemeente in het licht van het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel.