ECLI:NL:HR:2001:ZD2932
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van vervangende hechtenis en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juli 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M.G. Cantarella, advocaat te 's-Gravenhage. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij het Hof de betrokkene de verplichting had opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van 7.946 gulden, subsidiair 80 dagen hechtenis. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou vernietigen, maar enkel voor wat betreft de sanctieoplegging, en dat de vervangende hechtenis zou worden verminderd tot 60 dagen.
De Hoge Raad constateerde dat er een kennelijke vergissing was gemaakt in de weergave van de vordering van de Procureur-Generaal, die 60 dagen hechtenis had gevorderd in plaats van de door het Hof opgelegde 80 dagen. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak in zoverre verbeterd en de vervangende hechtenis vastgesteld op 60 dagen. De overige onderdelen van het beroep zijn verworpen, omdat de middelen niet tot cassatie konden leiden en geen nadere motivering vereisten.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft geleid tot een aanpassing van de opgelegde sanctie, waarbij de Hoge Raad de verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel bij gebreke van betaling en verhaal heeft vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen. Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt, met de raadsheren F.H. Koster en A.M.J. van Buchem-Spapens, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs.