ECLI:NL:HR:2001:ZD2923
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak met betrekking tot de hoogte van de geldboete en de duur van de vervangende hechtenis in een verkeerszaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor een overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet, en kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar, alsook een geldboete van 250 gulden, subsidiair vijf dagen hechtenis. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij mr. S.J. van der Woude als advocaat optrad. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou vernietigen, maar enkel wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat de wettelijke voorschriften die de veroordeling grondslag gaven, niet correct waren vermeld in het vonnis. Dit leidde tot de conclusie dat de opgelegde geldboete moest worden verminderd tot 225 gulden en de vervangende hechtenis tot vier dagen. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, waarbij werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak niet was overschreden, ondanks het tijdsverloop tussen het begaan van het feit en de behandeling in hoger beroep. De Hoge Raad benadrukte het belang van normhandhaving, ook na een overschrijding van de redelijke termijn, en besloot tot strafvermindering.