ECLI:NL:HR:2001:ZD2913
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak en veroordeling voor oplichting en bedrieglijke bankbreuk door feitelijk leidinggevende van een failliete vennootschap
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte, die feitelijk leiding gaf aan een failliete vennootschap, werd veroordeeld voor oplichting en bedrieglijke bankbreuk. De Hoge Raad behandelt de zaak naar aanleiding van een arrest van het Hof van 25 februari 2000, waarin de verdachte werd vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar wel werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zevenentwintig maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. M. Wladimiroff.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof bij vergissing een passage in de bewezenverklaring heeft opgenomen, maar dat dit niet leidt tot cassatie. De Hoge Raad stelt vast dat de verdachte, ondanks zijn feitelijke leidinggevende rol, niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen jegens de curator van de failliete vennootschap. De Hoge Raad concludeert dat de verdachte opzettelijk de verboden gedragingen heeft bevorderd door geen maatregelen te nemen om de onttrekking van goederen aan de boedel te voorkomen.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, omdat geen van de ingediende middelen tot cassatie kan leiden. De uitspraak van het Gerechtshof blijft daarmee in stand, en de verdachte blijft veroordeeld voor de hem ten laste gelegde feiten.