ECLI:NL:HR:2001:ZD2782
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Cassatie over overschrijding redelijke termijn in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1967, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere veroordeling tot een geldboete van vijfenzeventig gulden, subsidiair één dag hechtenis, wegens het zich bevinden op een terrein waar de toegang hem was verboden. De advocaat van de verdachte, mr. E.Th. Hummels, stelde middelen van cassatie voor, waarbij de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM centraal stond. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, aangezien er bijna 19 maanden waren verstreken tussen het instellen van het cassatieberoep en de ontvangst van de processtukken door de Hoge Raad. Dit tijdsverloop was niet gerechtvaardigd door bijzondere omstandigheden. De Hoge Raad concludeerde dat de behandeling van de zaak niet binnen een redelijke termijn had plaatsgevonden en dat dit een lagere straf rechtvaardigde. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete, en verlaagde deze naar ƒ 65,00. Het beroep werd voor het overige verworpen.