ECLI:NL:HR:2001:ZD2779
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.M.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor mede-plegen van overtreding van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor het mede-plegen van een overtreding van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. De Hoge Raad heeft op 12 juni 2001 uitspraak gedaan in deze zaak, die voortvloeit uit een eerdere veroordeling door de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1962 en wonende te [woonplaats], was in hoger beroep gegaan tegen de veroordeling tot achttien maanden gevangenisstraf, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het Gerechtshof had het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte in cassatie beoordeeld. De eerste klacht betrof de bevoegdheid van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch om de zaak te behandelen. Het Hof had vastgesteld dat er een gerechtelijk vooronderzoek was ingesteld door de Rechter-Commissaris in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch, en dat er geen gerechtelijk vooronderzoek in het arrondissement Rotterdam had plaatsgevonden. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van gelijktijdige vervolging, zoals bedoeld in de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering.
De tweede klacht van de verdachte betrof de verwerping van een beroep op strijdigheid met beginselen van behoorlijk bestuur. De Hoge Raad oordeelde dat deze klacht feitelijke grondslag mist, aangezien het Hof voldoende had gemotiveerd waarom het beroep was verworpen. Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat geen van de middelen tot cassatie kon leiden en dat er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Het beroep werd derhalve verworpen.