ECLI:NL:HR:2001:ZD2771
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor ontucht gepleegd met een patiënt
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarin de verdachte is veroordeeld voor ontucht gepleegd met een patiënt. De Hoge Raad behandelt het beroep dat is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H.M. Boekhorst. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk ontuchtig betasten van de borsten en tepels van het slachtoffer, die zich als patiënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd. Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft de verdachte aangevoerd dat zijn handelingen plaatsvonden in het kader van een therapeutische behandeling, en dat hij geen ontuchtige intenties had. Het Hof heeft dit verweer verworpen, met de overweging dat een therapeutische behandeling niet uitsluit dat handelingen ontuchtige intenties kunnen hebben. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte onvoldoende heeft geverifieerd of het slachtoffer op de hoogte was van zijn voornemen om haar te betasten, en dat de omstandigheden van de zaak wijzen op ontuchtige handelingen.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof het verweer van de verdachte ten onrechte heeft opgevat als een beroep op een rechtvaardigingsgrond in plaats van als bewijsverweer. De Hoge Raad concludeert dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen grond is voor vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de veroordeling van de verdachte tot vier maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete van vierduizend gulden, subsidiair vijfenveertig dagen hechtenis.