ECLI:NL:HR:2001:ZD2733
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.M.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een verdachte aan de Republiek Frankrijk
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 mei 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 15 september 2000. De zaak betreft een verzoek tot uitlevering van een verdachte aan de Republiek Frankrijk. De verdachte, geboren in Marokko in 1964, was ten tijde van de uitspraak gedetineerd in het Huis van Bewaring 'De Noordsingel' te Rotterdam. Het beroep in cassatie is ingesteld door de opgeëiste persoon, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Sjöcrona. De waarnemend Advocaat-Generaal Keijzer heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, maar alleen voor zover de feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan niet naar behoren zijn vermeld. De Hoge Raad heeft de feiten die relevant zijn voor de uitlevering vastgesteld en deze in de uitspraak opgenomen.
De Rechtbank had eerder de uitlevering toelaatbaar verklaard, maar de Hoge Raad oordeelde dat de vermelding van de feiten in de bestreden uitspraak onvoldoende duidelijk was. De Hoge Raad heeft de uitlevering van de verdachte toelaatbaar verklaard voor de feiten zoals beschreven in het exposé des faits dat door de verzoekende staat is overgelegd. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, omdat het middel niet tot cassatie kon leiden. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke vermelding van de feiten in uitleveringszaken, in overeenstemming met de Uitleveringswet.
De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, vooral in het kader van uitleveringsprocedures en de vereisten voor de vermelding van feiten in dergelijke zaken. De uitspraak bevestigt dat de Hoge Raad de bevoegdheid heeft om verzuimen in eerdere uitspraken te herstellen en de uitlevering toelaatbaar te verklaren, mits de feiten voldoende zijn onderbouwd.