ECLI:NL:HR:2001:ZD2718
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.M.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor oplichting en valsheid in geschrift door rechtspersoon
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 21 april 1999 werd uitgesproken. De verdachte, geboren in 1947 en wonende te [woonplaats], was eerder door de Arrondissementsrechtbank te Dordrecht op 27 november 1997 veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder oplichting en valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon. De Hoge Raad heeft het beroep ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.M. Sjöcrona. De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.
Tijdens de behandeling van de zaak in cassatie werd een klacht ingediend over het niet beslissen van het Hof op een verzoek tot het oproepen en horen van getuigen. Dit verzoek was opgenomen in de pleitnota die in hoger beroep was overgelegd. De Hoge Raad oordeelde echter dat het enkele overleggen van een pleitnota niet kan worden aangemerkt als een verzoek om getuigen te horen, zoals bedoeld in artikel 330 van het Wetboek van Strafvordering. Er bleek ook geen bewijs dat er daadwerkelijk een verzoek was gedaan om getuigen te horen tijdens de terechtzittingen in hoger beroep.
Uiteindelijk oordeelde de Hoge Raad dat het middel niet tot cassatie kon leiden en dat er geen gronden waren voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Het beroep werd verworpen, en het arrest werd uitgesproken op 22 mei 2001 door de vice-president en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker.