ECLI:NL:HR:2001:ZD2637

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 mei 2001
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
01587/99
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • G.J.M. Corstens
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een uitspraak in cassatie wegens nietigheid van de inleidende dagvaarding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 mei 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 19 januari 1999 was gewezen. De verdachte, geboren in 1963 en wonende te [woonplaats], was eerder door de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te [geboorteplaats] veroordeeld voor diefstal, met een geldboete van 750 gulden of 15 dagen hechtenis als alternatief. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, maar er werden geen middelen van cassatie voorgesteld.

De Advocaat-Generaal Wortel concludeerde dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou moeten vernietigen, behoudens het gedeelte waarin het vonnis van de Politierechter was vernietigd, en dat de inleidende dagvaarding nietig verklaard moest worden. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en de bestreden uitspraak vernietigd, met de verklaring dat de inleidende dagvaarding nietig is.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de dagvaarding niet op de juiste wijze was betekend aan de verdachte. De akte van uitreiking toonde aan dat de dagvaarding op 26 januari 1996 was aangeboden, maar niet was uitgereikt omdat de verdachte niet aanwezig was. De dagvaarding was vervolgens op 2 februari 1996 teruggezonden aan de afzender. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet de gelegenheid had gehad om te klagen over de wijze van betekening van de dagvaarding, wat essentieel is voor een eerlijk proces.

De Hoge Raad oordeelde dat de inleidende dagvaarding niet was betekend conform de wettelijke vereisten, waardoor deze nietig was. Dit leidde tot de vernietiging van de bestreden uitspraak, en de Hoge Raad heeft beslist dat de inleidende dagvaarding nietig verklaard moet worden.

Uitspraak

15 mei 2001
Strafkamer
nr. 01587/99
nf/IK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 19 januari 1999, parketnummer21-001763-97, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden einduitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te [geboorteplaats] van 15 februari 1996 - de verdachte ter zake van "diefstal" veroordeeld tot een geldboete van zevenhonderdvijftig gulden, subsidiair vijftien dagen hechtenis.
2.Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn door of namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, behoudens voorzover daarbij het vonnis van de Politierechter is vernietigd, en de inleidende dagvaarding nietig zal verklaren.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
3.1. Een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding om te verschijnen op de terechtzitting van de Politierechter van 15 februari 1996 houdt slechts in dat die dagvaarding op 26 januari 1996 is aangeboden op het adres "[adres] [woonplaats]", maar aldaar niet is uitgereikt omdat daar niemand werd aangetroffen en vervolgens op 2 februari 1996 is teruggezonden aan de afzender.
3.2. De aantekening mondeling vonnis van de Politierechter van 15 februari 1996 houdt in dat dat vonnis bij verstek is gewezen.
3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 5 januari 1999 houdt in dat de verdachte daar niet is verschenen. Evenmin blijkt daaruit dat hij op die terechtzitting door een raadsman werd verdedigd. Het Hof heeft het onderzoek op die terechtzitting wegens gewijzigde samenstelling opnieuw aangevangen.
3.4. Het onderhavige geval wordt daardoor gekenmerkt dat de verdachte niet aanwezig was ter terechtzitting waarop het onderzoek naar aanleiding waarvan het bestreden arrest werd gewezen, plaatsvond en dat hij op die terechtzitting niet door een advocaat werd verdedigd. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad om tegenover de appèlrechter te klagen over de wijze van betekening van de inleidende dagvaarding.
3.5. Nu de akte van uitreiking van de inleidende dagvaarding niet inhoudt dat die dagvaarding aan de griffier is uitgereikt en als gewone brief naar het adres van de verdachte is verzonden, is de inleidende dagvaarding niet betekend overeenkomstig art. 588, derde lid aanhef en onder c, Sv, zodat die dagvaarding nietig is.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee, dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en dat beslist moet worden als volgt.
5.Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak behoudens voorzover daarbij het vonnis van de Politierechter is vernietigd;
Verklaart de inleidende dagvaarding nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 15 mei 2001.