ECLI:NL:HR:2001:ZD2604

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 april 2001
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
02556/00 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • G.J.M. Corstens
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen verstekarrest van het Gerechtshof te Amsterdam inzake opzettelijke overtreding van milieuwetgeving

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een verstekarrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 2 december 1998 een verdachte had veroordeeld voor opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 8.40, eerste lid, van de Wet milieubeheer. De verdachte, geboren in 1966 en wonende in Nederland, had het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J.T.C.M. Crepin. De Advocaat-Generaal Jörg concludeerde dat het beroep verworpen moest worden.

De zaak kwam aan het licht omdat de dagvaarding van de verdachte op 9 november 1998 was uitgereikt aan de griffier van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, omdat de verdachte niet bereikbaar was. Dit leidde tot een schending van de termijn van tien dagen zoals voorgeschreven in artikel 413 van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte was niet verschenen op de zitting van het Hof, wat resulteerde in verstek.

Het Hof had het onderzoek ter terechtzitting moeten schorsen op basis van artikel 413 Sv in samenhang met artikel 265, derde lid, Sv, maar besloot het onderzoek voort te zetten. Dit verzuim werd door de Hoge Raad als zo ernstig beschouwd dat het leidde tot nietigheid van het onderzoek en de uitspraak.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De uitspraak van de Hoge Raad vond plaats op 10 april 2001, waarbij de vice-president en twee raadsheren betrokken waren.

Uitspraak

10 april 2001
Strafkamer
nr. 02556/00 E
KD/
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 2 december 1998, nummer 23/002048-98, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Utrecht van 3 december 1996 - de verdachte ter zake van "opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 8.40, eerste lid, van de Wet milieubeheer, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een geldboete van tweeduizendvijfhonderd gulden, subsidiair vijfentwintig dagen hechtenis.
2.Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.T.C.M. Crepin, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3.Beoordeling van de bestreden uitspraak naar aanleiding van het middel en ambtshalve
Volgens de akte van uitreiking die is gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om op 18 november 1998 op de terechtzitting van het Hof terecht te staan, is deze dagvaarding op 9 november 1998 uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is". De in art. 413, eerste lid eerste volzin, Sv voorgeschreven termijn van tien dagen is dus niet in acht genomen.
Nu de stukken van het geding niets inhouden waaruit zou kunnen volgen dat de verkorting van de termijn heeft plaatsgevonden met toestemming van de verdachte en blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep de verdachte daar niet is verschenen en verstek tegen hem is verleend, had het Hof het onderzoek ter terechtzitting op grond van art. 413 Sv in samenhang met art. 265, derde lid, Sv dienen te schorsen. Het Hof heeft het onderzoek ter terechtzitting nadat verstek tegen de niet verschenen verdachte was verleend echter voortgezet.
Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak oplevert.
4.Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier E.H. Schulten, en uitgesproken op 10 april 2001.