ECLI:NL:HR:2001:ZD2604
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen verstekarrest van het Gerechtshof te Amsterdam inzake opzettelijke overtreding van milieuwetgeving
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een verstekarrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 2 december 1998 een verdachte had veroordeeld voor opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 8.40, eerste lid, van de Wet milieubeheer. De verdachte, geboren in 1966 en wonende in Nederland, had het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J.T.C.M. Crepin. De Advocaat-Generaal Jörg concludeerde dat het beroep verworpen moest worden.
De zaak kwam aan het licht omdat de dagvaarding van de verdachte op 9 november 1998 was uitgereikt aan de griffier van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, omdat de verdachte niet bereikbaar was. Dit leidde tot een schending van de termijn van tien dagen zoals voorgeschreven in artikel 413 van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte was niet verschenen op de zitting van het Hof, wat resulteerde in verstek.
Het Hof had het onderzoek ter terechtzitting moeten schorsen op basis van artikel 413 Sv in samenhang met artikel 265, derde lid, Sv, maar besloot het onderzoek voort te zetten. Dit verzuim werd door de Hoge Raad als zo ernstig beschouwd dat het leidde tot nietigheid van het onderzoek en de uitspraak.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De uitspraak van de Hoge Raad vond plaats op 10 april 2001, waarbij de vice-president en twee raadsheren betrokken waren.