ECLI:NL:HR:2001:ZD2565
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor poging tot doodslag met vuurwapen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag. De verdachte, geboren in 1961, werd in hoger beroep vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar kreeg een gevangenisstraf van 42 maanden opgelegd voor poging tot doodslag. Het Hof had de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, mr. G. Spong, middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat het Hof gebruik heeft gemaakt van een verklaring van de verdachte als bewijsmiddel. De verdachte had verklaard dat hij niet bewust de trekker had overgehaald, maar dat hij mogelijk te hard in het wapen had geknepen. Het Hof oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verklaring, wel degelijk de aanmerkelijke kans had aanvaard dat het wapen zou afgaan en het slachtoffer zou raken. De Hoge Raad oordeelde dat de overwegingen van het Hof niet onbegrijpelijk waren en dat de verklaring van de verdachte niet geheel redengevend was voor het bewezenverklaarde opzet.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, omdat geen van de voorgestelde middelen tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het Gerechtshof bleef daarmee in stand, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen gronden waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken op 3 april 2001.