ECLI:NL:HR:2001:ZD2545
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.M.M. Orie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor moord met betrekking tot verzuim in rechtsbijstand en procesorde
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in de voormalige Sovjet-Unie en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De Schie' te Rotterdam, was eerder door het Hof veroordeeld tot twaalf jaren gevangenisstraf voor moord. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. S.T. van Berge Henegouwen, advocaat te Maastricht.
De kern van het cassatieberoep betrof de vraag of de verdachte in zijn belangen was geschaad doordat hij tijdens verhoren in Polen niet was geïnformeerd over een gerechtelijk vooronderzoek dat in Nederland tegen hem liep. De Hoge Raad oordeelde dat de verplichting om de verdachte hierover te informeren niet op de opsporingsambtenaren rustte, maar op de rechter-commissaris. Dit leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van een schending van de beginselen van een goede procesorde, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Daarnaast werd er in het cassatiemiddel geklaagd over een vermeend vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, waarbij het Openbaar Ministerie zou hebben verzuimd om ontlastende informatie te delen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld dat er geen opzettelijke misleiding had plaatsgevonden door het Openbaar Ministerie. De Hoge Raad verwierp uiteindelijk het beroep, omdat geen van de ingediende middelen tot cassatie konden leiden en er geen gronden waren voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.