ECLI:NL:HR:2001:ZD2099
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen verstekarrest van het Gerechtshof te Amsterdam inzake bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een verstekarrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 29 november 1996 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1962, was veroordeeld tot één maand gevangenisstraf voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. A. van Waarden, advocaat te Haarlem. De Advocaat-Generaal Fokkens concludeerde dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou vernietigen voor wat betreft de strafoplegging en de zaak zou terugwijzen naar het Hof te Amsterdam voor herbehandeling, terwijl het beroep voor het overige zou worden verworpen.
De Hoge Raad overwoog dat de redelijke termijn voor berechting, zoals voorgeschreven door artikel 6 van het EVRM, niet was overschreden tot aan de datum waarop het verzoek tot opname van de verdachte in het opsporingsregister werd gedaan. De vertraging die optrad na deze datum, tot de betekening van de verstekmededeling op 19 oktober 1999, was echter voor rekening van het Openbaar Ministerie. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden, maar dat er geen aanleiding was om aan de opgelegde straf rechtsgevolgen te verbinden.
De Hoge Raad verwierp uiteindelijk het beroep, omdat geen van de middelen tot cassatie konden leiden. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de zaak werd afgesloten zonder verdere gevolgen voor de verdachte.