ECLI:NL:HR:2001:ZD2033
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak en nietigheid van de inleidende dagvaarding in strafzaak tegen verdachte met buitenlandse woonplaats
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Haarlem. De verdachte, geboren in 1944 en woonachtig in Groot-Brittannië, was eerder veroordeeld tot een geldboete en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. G.J. van Oosten, die een middel van cassatie had voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, behoudens het gedeelte waarin het vonnis van de Kantonrechter was vernietigd, en heeft de inleidende dagvaarding nietig verklaard. De zaak draaide om de geldigheid van de betekening van de dagvaarding. De Rechtbank had geoordeeld dat de dagvaarding rechtsgeldig was betekend, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit niet het geval was. De dagvaarding was betekend op het kantooradres van de verdachte in Nederland, terwijl de verdachte niet ingeschreven stond in de basisadministratie en feitelijk een woonplaats in het buitenland had.
De Hoge Raad benadrukte dat een kantooradres niet kan worden aangemerkt als woon- of verblijfplaats en dat de wet niet voorziet in een gekozen woon- of verblijfplaats voor betekening indien de verdachte in het buitenland woont. Aangezien de dagvaarding niet op het juiste adres was betekend, werd het middel van de verdachte gegrond verklaard. De Hoge Raad concludeerde dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven en verklaarde de inleidende dagvaarding nietig.