ECLI:NL:HR:2001:ZD1870
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.M.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor opzettelijk gebruik van valse geschriften en onjuiste belastingaangifte
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste geschriften en het doen van een onjuiste belastingaangifte. De Hoge Raad heeft op 10 juli 2001 uitspraak gedaan in deze zaak, die onder nummer 00511/00 is geregistreerd. De verdachte, geboren in 1947, had beroep ingesteld tegen de veroordeling die was uitgesproken door het Hof, dat de eerdere uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage had vernietigd. De advocaat van de verdachte, mr. M.W. Stoet, had middelen van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal Jörg concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet verplicht was om te beslissen op bepaalde verweren die in de pleitnotitie van de raadsman waren opgenomen, maar niet uitdrukkelijk waren herhaald tijdens de terechtzitting in hoger beroep. De Hoge Raad stelde vast dat de raadsman in algemene zin had aangegeven dat hij bij zijn eerdere pleitnotities bleef, maar dat dit niet volstond als herhaling van de verweren. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, omdat er geen feitelijke grondslag voor was.
Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep van de verdachte, omdat de middelen niet tot cassatie konden leiden en er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids, samen met de raadsheren A.M.M. Orie en A.J.A. van Dorst, en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker.